Terug naar de basis: het hockey DNA van Nederland

Hoe blijft Nederland aan de wereldtop?
In het strategisch plan 2020 van de KNHB staat een visie voor de ‘Nederlandse speelstijl’ als volgt beschreven: snel, creatief, aanvallend hockey met een solide verdedigende basis zowel individueel als team! De uitwerking van deze visie is de afgelopen periode onderwerp van gesprek geweest in het overleg tussen de bondscoaches. We zijn inmiddels in 2017 en de nieuwe prestatiemanager Joost van Geel wil inhoud geven aan deze visie om zo de opleiding van de districts- en nationale jeugdteams eenduidig vorm te geven. Hockeyvisie volgt Van Geel in zijn zoektocht. In dit artikel wordt ingezoomd op de oorsprong van het Nederlandse hockey DNA. In vervolgartikelen worden de stappen richting de nationale (jeugd)teams besproken en wordt verder ingegaan op wat dit betekent voor het clubhockey.

We ontmoeten Van Geel in het splinternieuwe onderkomen van Kampong. Er wordt in het clubhuis nog hard gewerkt aan de puntjes op de i. De tribune staat in de steigers en de bulldozers zijn druk bezig om ruimte te maken voor het nieuwe hoofdveld. Ondertussen zijn verschillende nationale jeugdteams aan het trainen. Van Geel: “Welkom op mijn nieuwe kantoor. Ik zit hier graag dicht bij de nationale jeugdteams, waar ons hart klopt. Zo kan ik de verrichtingen goed volgen en optimaal contact houden met de begeleidingsteams. Openheid en onderling contact zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. En hoe toepasselijk is het als we plaatsnemen in een ruimte die omgeven is door glas: de nieuwe transparantie.”

foto: KNHB/Frank Uijlenbroek

Opdracht
Zijn voorganger Thomas Tichelman heeft zich vooral bezig gehouden met het optimaliseren van de programma’s van de Nationale jeugdteams. De volgende logische stap voor de KNHB is het verder stroomlijnen van de jeugdteams en de overstap naar de nationale teams. “Tichelman had al een eerste aanzet gemaakt. Wat dat betreft kwam ik in een opgemaakt bed. De visie stond er in grote lijnen, de uitwerking nog niet helemaal. En daar heb ik nu mijn tanden ingezet”, aldus een energieke Van Geel.
Maar voor de invulling is het van belang dat de uitgangspunten ondubbelzinnig zijn geformuleerd. Dat iedereen weet wat het vertrekpunt en het einddoel is. Van Geel: “En daar ben ik op dit moment naar op zoek. In het verleden was voornamelijk de visie van de coach leidend. Hockey is echter een teamsport, dus zal er een gedragen visie moeten zijn die alle betrokkenen op hun manier uitdragen. Nederland, en het Nederlandse hockey, moet centraal staan. De jeugdteams zijn dragers van de visie, met uiteindelijk het Nederlands elftal als grootste uithangbord. Ik zie het net als bij een club waar de jeugdopleiding de voorbereiding is op het seniorenhockey. Noem het maar het AJAX-model, door velen gezien als een mooi voorbeeld waar jeugdteams en het eerste team in dezelfde herkenbare speelstijl opereren. Deze systematiek wil ik graag doorvoeren bij de KNHB. Kortom: hoe willen we hockeyen met de districts- en nationale teams èn wat betekent dit voor hockeyend Nederland?”

Kijk niet alleen naar de buitenste schil. Pel die ui af!

Foto: KNHB/Koen Suyk

Wie is Joost van Geel?

Joost van Geel is prestatiemanager bij de KNHB. Joost, afkomstig uit Haren (Groningen), trad per 1 december 2016 in dienst bij de hockeybond. Daarvoor was hij opleidingsmanager bij het Alfa-college sport en bewegen in Groningen. Joost was in het verleden coach bij onder meer de universiteit van Groningen, GHHC Groningen en HC Kampong. Daarnaast is hij Technisch Directeur geweest bij GHHC. Tevens heeft hij diverse nationale jeugdteams en de beide nationale zaalteams (dames en heren) onder zijn hoede gehad.

Als prestatiemanager gaat hij, samen met Gerold Hoeben (Talentmanager KNHB), aan de slag om de overgang van districtsjeugdteams naar de nationale teams te optimaliseren. Samen met Gerold en Arno den Hartog (Technisch Directeur) is hij verantwoordelijk voor het tophockeybeleid binnen de KNHB.


De ‘waarom vraag’ staat centraal
Van Geel wil graag de ui afpellen: “Het gaat mij in eerste instantie niet om ‘wat’, maar om ‘waarom’. Die vraag moeten we ons in de basis meer gaan stellen.
Er wordt te snel naar oplossingen gezocht in plaats van eerst het antwoord op de vraag te vinden. De neiging is dan om reactief te worden. De basis is ons eigen DNA, en de vraag die we ons steeds moeten stellen in wat we om ons heen zien is: Wat hebben we hier aan?; Past dit wel bij ons spel?; Waarom willen we dat introduceren?”

Van Geel: “We moeten meer denken in wat we willen bereiken, rekening houdend met de ontwikkelingen om ons heen zonder daar blindelings achteraan te lopen. Ik zie liever vragen als: Waarom willen we deze aanpassingen doorvoeren?; Wat betekent het voor onze speelstijl? Het is een nuance, maar in de top maken details het verschil. En om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten we ook goed begrijpen waar we vandaag komen. Moeten we de gedragingen verklaren zoals Nederlanders deze nu laten zien. Daar ligt wat mij betreft het begin van de puzzel. Want sportbeoefening is een uiting van de gedragingen binnen onze cultuur.”

Visie KNHB
In het strategisch plan 2020 van de KNHB staan zes thema’s verwoord onder het motto ‘Succes maak je samen’. Eén van de doelstellingen is: aan de wereldtop in een wereldsport. Maar wat is dan de definitie van wereldsport? Van Geel: “Voor de KNHB betekent dat: de sport is een onderdeel van de Olympische Spelen, er dient op elk continent representatief gehockeyd te worden en er moet een ‘fan base’ zijn. En ja, we zitten bij sommige criteria op het randje. Kijk maar naar de opkomst bij wedstrijden. In Europa zijn de tribunes gevuld. Maar tijdens de Olympische Spelen van 2016 in Rio waren er meer lege dan bezette stoeltjes. En als India thuis goed speelt dan stroomt het stadion vol, maar voor de verrichtingen van andere landen is nauwelijks belangstelling. Daar ligt nog wel huiswerk!”
Overigens geldt dit meer voor het veldhockey, want bij zaalhockey is de situatie geheel anders. Dat is vooral een Europese sport (in de top tien ranking van de FIH staan bij de heren 8 Europese landen en bij de dames zelfs 9 (http://www.fih.ch/rankings/outdoor/
http://www.fih.ch/rankings/indoor/).

Het Nederlandse hockey maakt mondiaal een pas op de plaats

Foto: KNHB/Koen Suyk

Stand van zaken
En als we voor Nederland de balans opmaken, hoe staan we er dan anno 2017 voor? De beide nationale teams hebben zojuist de halve finale van de Hockey World League (HWL) gewonnen. Is dat een graadmeter? Van Geel: “We zijn druk aan het ontwikkelen. Want de tijd dat we wel even een toernooi zomaar wonnen is bij de heren lang geleden en bij de dames ook niet meer vanzelfsprekend. Zo zijn de heren bij de FIH ranking van de derde naar de vierde plaats gezakt en zijn bij de dames andere landen op Nederland ingelopen. Goed voor het internationale hockey, maar wel een signaal dat we als hockeynatie serieus nemen. Daarnaast moeten we wel opletten voor scorebord journalistiek. We staan bij de dames nog steeds bovenaan en bij de heren dicht bij de top drie. Niets aan de hand zou je dan zeggen. Maar als we naar de trends kijken, dan hebben de heren al 16 jaar geen goud meer gewonnen op de Olympische Spelen en zijn de dames onttroond. Voor de FIH ranking zijn de laatste twee jaar minder punten gehaald dan de voorgaande jaren en is er een dalende trend waarneembaar. Dat is dus een waarschuwing. Als we ook in de toekomst bepalend willen zijn, dan dienen we de bakens nu wel te verzetten. Anders zijn we straks die wielrenner die veel kilometers alleen aan kop heeft gereden maar op de streep alsnog wordt geklopt.”

Foto: KNHB/Koen Suyk

DNA als ruggengraat
Om een goede structuur voor de toekomst neer te zetten, vindt Van Geel dat het DNA gezien moet worden als de ruggengraat. Maar waarom? Van Geel: “Mag ik het met de volgende metafoor uitleggen? Als je aan krachttraining gaat doen, word je beter door het versterken van je spieren. En die spieren houden je ruggengraat recht. Dus de basis- kenmerken (ruggengraat) zetten je rechtop en de cultuur (spieren) brengt je verder. Om de ruggengraat sterk te houden moeten we onze speerpunten goed definiëren en daar hard aan werken. En om dan het DNA te bepalen is het van belang om de thermometer in de Nederlandse geschiedenis te zetten en inzicht te krijgen waar onze gedragsvoorkeuren vandaan komen.”

We gaan op zoek naar de kernwaarden van Nederland. Daarvoor gaan we terug in de tijd. Van Geel: “Om vooruit te kunnen kijken, moet je wel weten waar je vandaan komt.” We zetten daartoe een aantal bepalende maatschappelijke ontwikkelingen op een rij.

Foto: KNHB/Jeroen van Bergen

1 Weinig hiërarchie
In de meeste Europese landen was het de adel die de macht had. In Nederland is relatief weinig adel aan het roer geweest. Nederland werd een Republiek terwijl de meeste Europese landen geregeerd werden door een vorstenhuis of door geestelijke leiders. Wij kenden geen almachtige koning, paus of bisdom die vooral met straffe hand regeerde. Strakke hiërarchische verhoudingen waren ons vreemd. Iedereen telde mee en werd gehoord. Het poldermodel is in Nederland ‘uitgevonden’. Er heeft eeuwenlang een cultuur van overleg en compromissen gegolden. Mede door de kleine afstanden en de relatief grote bevolkingsdichtheid zijn we gewend om met elkaar rekening te houden. Men wordt vooral afgerekend op zijn kwaliteiten. Daarnaast hebben we graag de regie in eigen hand en waren er veel particuliere initiatieven. In de meeste landen om ons heen was er expansiedrift vanuit het centrale gezag. In de Republiek ontstond de eerste multinational (de VOC) die vooral handelsposten inrichtte. We wachten dus niet tot er een opdracht van boven komt, maar nemen eigen verantwoordelijkheid en pakken de kans die we tegenkomen. Vrijheid creëert ook verantwoordelijkheid. Dat zie je op het veld ook terug. Iedereen is gelijk aan elkaar. De meeste spelers hebben een eigen mening en voor ieder is er ruimte voor creativiteit in plaats dat van bovenaf alles strak wordt opgelegd.

2 Naar buiten gericht
Nederland is een klein land. Dat betekende dat er altijd veel contact met het buitenland geweest is. Nederland, of de voorlopers daarvan, heeft altijd een open blik naar de wereld gehad. Niet voor niets waren wij één van de eerste naties die de wereldzeeën bevoeren. De handelsgeest zat in ons bloed. Denk ook aan de Hanzesteden (14e-16e eeuw). Veel landen om ons heen waren eeuwenlang druk met de binnenlandse politiek voordat zij zich richten op de buitenwereld. Nederlanders zijn sterk in exploreren: altijd op zoek naar nieuwe kansen. Daar komt onze ondernemersgeest vandaan. Daarnaast zijn we te klein om alles alleen te willen doen. We hebben elkaar nodig. Dus samenwerken, ondernemen, durf om het onbekende in te stappen zit in ons bloed. Kiezen we daarom graag de aanval in de sport?

Dus samenwerken, ondernemen, durf om het onbekende in te stappen zit in ons bloed

Foto: KNHB/Koen Suyk

3 Vertrouwen
Er zijn diverse onderzoeken verricht over onderling vertrouwen. De uitkomsten zijn dat in Nederland rond de 50% van de inwoners de buurman vertrouwt. In Amerika komt dat percentage niet hoger dan 25%. Volgens de onderzoekers komt dat verschil doordat wij hier dicht op elkaar zitten en daardoor contact met elkaar hebben. Er is meer begrip voor elkaar. Door de grote afstanden in Amerika is het onderlinge contact veel lager: onbekend maakt onbemind. Daarnaast hebben we geleerd samen te werken: samen bereik je meer dan alleen. Dat was hier in dit moerassig land ook een noodzaak om te overleven. Samen terpen of dijken bouwen voor je eigen veiligheid. In Amerika bijvoorbeeld heerst meer een cultuur van alles of niets. Daarom help je de ander niet, want dat kan jouw dood zijn. Je bent kampioen of een loser. In Nederland wordt een tweede plaats ook gewaardeerd als een mooie prestatie. Wij gunnen elkaar dus meer. We vertrouwen er meer op dat de ander een bijdrage levert. Daarom past combinatiespel goed bij het Nederlands hockey.

4 Nuchterheid
Mede door Calvinistische invloeden hebben Nederlanders een relatief hoge relativeringszin. Ze staan met beide benen op de grond. “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”, is niet voor niets een bekende uitspraak. Dat betekent dat Nederlanders hun zaakjes graag goed regelen. Dat past prima bij de gedachte van een solide verdediging. In veel landen hebben sporters aanzien. Een heldenverering is ons vreemd. In Nederland was Johan Cruyff jaren het enfant terrible. In andere landen zou er al een standbeeld voor hem zijn opgericht. In Nederland gaat het niet om wie je bent, maar wat je doet. Bewijs je waarde maar door je inzet.

5 Tolerantie
Nederland staat bekend als een tolerant land. De bevolking bestaat uit een relatief klein deel oorspronkelijk inheemse geslachten. In de loop der eeuwen zijn veel groeperingen hun heil gaan zoeken in het relatief vrije en liberale Nederland. Denk daarbij aan de Hugenoten uit Frankrijk en de Joden uit Duitsland. In Nederland was al vroeg vrijheid van meningsuiting en boekdrukkunst. Er was ruimte voor zelfexpressie en creativiteit. Deze veelzijdigheid is terug te vinden in het veelzijdige en open spel van de teams.

In Nederland is er ruimte voor zelfexpressie en creativiteit

Foto: KNHB/Willem Vernes

6 Ratio boven emotie
De nuchterheid van ons volk hebben we al beschreven. Dat komt enerzijds door het Calvinisme, maar ook door een bepalende filosofische inslag die in West Europa vaste voet heeft gekregen. Eén van de grote vormgevers van deze stroming is René Descartes. Hij was de eerste die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen systeem dat niet in de minste plaats gehoor kreeg bij de katholieke kerk. Daarmee legde hij de basis voor de 17e -eeuwse stroming van het rationalisme. De gevleugelde uitspraak van Descartes is: “Ik denk, dus ik ben”. In de Middeleeuwen zette men zich af tegen de inzichten van de oudheid (Grieken en Romeinen) waarin reinheid van lichaam en geest centraal stond (zie bijvoorbeeld de badhuiscultuur en de Olympische Spelen waar naakt gestreden werd). Mede door de katholieke kerk werd het centraal stellen van het lichaam inferieur en fysieke waardering zelfs als zondig gezien. Dit gedachtegoed staat tegenover die van het empirisme. Dat is een filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit de ervaring voortkomt. Het empirisme wordt traditioneel beschouwd als een filosofie die tegengesteld (“Ik ben, dus ik denk!”) is aan het rationalisme dat de rede en het denken aanwijst als voornaamste kennisbron. Zeker tot medio vorige eeuw heeft het rationalisme in het Nederlandse onderwijs de boventoon gevoerd. Vakken als wiskunde en geschiedenis werden als waardevoller gezien dan lichamelijke opvoeding dat pas na de tweede wereldoorlog op de scholen werd geïntroduceerd. Waardering voor je lichamelijkheid als instrument voor het opdoen van karaktervormende ervaringen, was geen gemeengoed. Dat afstandelijke zie je ook terug in de sport op het vasteland waar juist in Engeland, met de protestante kerk, karaktervorming een dominant speerpunt was. Sport en bewegen werd daarom een onderdeel van de opvoeding en kreeg een prominente plek in het onderwijs. Contactsporten zoals rugby en hurling waren razend populair.
In Nederland wordt nog altijd terughoudend tegen fysiek contact aangekeken (waren daarom denksporten als schaken en dammen zo populair?). Je lichaam in de strijd gooien is hier geen vanzelfsprekendheid. Een goed uitgedokterde tactiek wordt meer gewaardeerd dan de beuk er in gooien.

Locke: “A virtuous character through practice”

Enige relativering is op zijn plaats
We hebben getracht een beeld te geven van de ontwikkelingen door de eeuwen heen, gezocht naar ankerpunten. Als we daarentegen naar de hedendaagse samenleving kijken, dan is de openheid de laatste jaren minder geworden. Dit komt mede door een toenemende anonimiteit, onvoorspelbare dreiging bij veel conflicten in de wereld en toenemende tegenstellingen. We moeten er voor waken deze tendens mee te nemen in de kernwaarden. Er zijn altijd golfbewegingen. Daar willen we ons niet door laten leiden.
Overigens moeten we niet elke ontwikkeling groter maken dan die is. Een voorbeeld. Andersdenkenden werden geaccepteerd als het maar niet te zichtbaar werd (denk aan de schuilkerken in de 17e en 18e eeuw). Er was een hoge mate van tolerantie, want dat was in ieders belang: als ik mijn buurman accepteer in hoe hij is, dan hoop ik dat hij mij ook accepteert in mijn doen en laten. Er was en is dus vooral sprake van wederkerigheid en eigen belang. De laatste jaren kan misschien een vraagteken worden gezet bij de mate van tolerantie en onderlinge verdraagzaamheid, een feit is dat veel buitenlanders in Nederland een hoge mate van vrijheid ervaren.

Foto: KNHB/Willem Vernes

Uitingen in de Nederlandse samenleving
Door de hierboven beschreven invloeden vormde Nederland zich tot een verzorgingsstaat (aandacht voor elkaar, barmhartigheid en solidariteit) en ontstond er een consensus cultuur (denk aan het bekende werkwoord ‘polderen’). We willen elkaar te vriend houden en doe vooral niet te gek (want als je normaal doet, doe je al gek genoeg).
Jarenlang (tot wel eind jaren ‘80 van de vorige eeuw) werd sport in Nederland niet voor vol aangezien. Er werden geen pedagogische of vormende waarden aan toegedicht. Het was meer een tijdverdrijf. Nuttig voor de gezondheid. Als je in die jaren aangaf dat je werkzaam was in de sport, dan werd er vaak meewarig gekeken: ‘Kon je niets anders vinden?‘ was de gemiddelde reactie. Pas na het Europees kampioenschap van het nationale voetbalteam in 1988 veranderde het sentiment en kreeg sport meer waardering en aanzien.

Sport kreeg in Nederland pas eind jaren ’80 waarde

De ‘Hollandse School’
De oorsprong van dat kampioenschap in 1988 kwam misschien wel het beste tot uiting door de zienswijze van de Generaal, Rinus Michels. Hij was de architect van het ‘Totaalvoetbal’ waarmee Nederland in de jaren ’70 de wereld veroverde. Het Totaalvoetbal (de Hollandse school) bestond voornamelijk uit de volgende kenmerken:
– Op balbezit spelen, bij voorkeur op andermans helft, want dan was je ver weg van het eigen doel.
– Het accent leggen op druk zetten op de tegenstander om zo snel mogelijk in balbezit te komen en een aanval op te kunnen zetten.
– Creativiteit (= de ruimte krijgen om zelf beslissingen te mogen nemen) in de oplossing. Dat was een gevaarlijke tool waardoor de tegenstander keer op keer werd verrast.

Wat betekent dat alles nu voor het Nederlandse hockey?
Van Geel: “Alles bij elkaar opgeteld, kiezen we voor tactisch spel waaraan iedereen een belangrijke bijdrage kan leveren. Vooral spelen op de aanval wordt gewaardeerd, zeker als het mooie acties oplevert. ‘Saai’ winnen zoals de Duitsers zo goed kunnen, wordt hier niet gepruimd. We scoren liever dan dat we voor ons eigen doel gaan liggen. We houden graag de regie over de wedstrijd, vanuit balbezit. Wachten tot de tegenstander een fout maakt, zit niet echt in onze aard. Gedisciplineerd een opdracht uitvoeren is ook een grote uitdaging. Wij zijn niet gewend braaf de orders van een meerdere uit te voeren. Nederlanders zijn wars van autoriteit en willen graag laten zien wat hun kwaliteiten zijn en vertalen dit in eigen keuzes maken. Dat staat garant voor verrassende oplossingen. Maar die eigenwijsheid breekt ons ook wel eens op!”

Foto: KNHB/Koen Suyk

Toets
Dus als we de visie van de KNHB er weer bij pakken (snel, creatief, aanvallend hockey met een solide verdedigende basis, zowel individueel als team), dan staat deze goed in lijn met de waarden van Nederland? Van Geel overtuigend: “Ja, ik durf te stellen dat deze spelopvatting heel goed bij Nederland past. Waar we nu dus goed aan moeten werken is de route er naar toe. En daar valt nog wel aan te sleutelen. We hebben dit samengevat in een drietal hoofduitgangspunten van hoe wij naar de nationale teams kijken: tolerantie, vrijheid en veiligheid (de ruimte krijgen en jezelf verbinden aan teamafspraken). Deze thema’s vertalen zich in stimuleren van diversiteit, creativiteit en nemen van verantwoordelijkheid. De kern van ons DNA wordt samengevat in: ‘Vrijheid in een team’. Beide grootheden zijn belangrijk, maar vooral ook het omgaan met het spanningsveld tussen beide aspecten.”

De kern van ons DNA wordt samengevat in: ‘Vrijheid in een team’

Kwaliteiten versus verbeterpunten
Als we naar de besproken uitingen kijken dan kunnen we constateren dat in het hockey van hier en nu verschillende gedragingen niet meer consistent zijn. Wellicht zijn door de overleveringen door de jaren enkele kernwaarden wat vervaagd. Zouden we daar meer aandacht aan moeten geven? “Ik denk van wel”, vervolgt Van Geel. “Als we naar de onderwerpen kijken, dan zijn we vooral sterk in tactiek en eigen keuzes kunnen maken, flexibel zijn, je kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Maar er zijn ook waarden onderbelicht: bijvoorbeeld het realiseren van een solide verdediging, oftewel verantwoordelijkheid nemen voor je vrijheid. Een ander verbeterpunt is meer efficiëntie. In mijn ogen heeft dat ook te maken met de mate van zelfregulatie. Dagen we ons zelf wel genoeg uit, hebben we voldoende visie? Stellen we ons wel voldoende de vraag hoe we het maximale uit onszelf halen? Zijn we misschien niet te snel tevreden?

Foto: KNHB/Frank Uijlenbroek

Het verschil maken
Het SPLISS netwerk (samenwerking van diverse universiteiten uit Europa) heeft, onder aanvoering van onder andere Maarten van Bottenburg en Hans Westerbeek, wereldwijd onderzoek verricht naar high performance sportbeleid in relatie tot sportief succes. Zij geeft aan dat er geen uniforme blueprint is. Met andere woorden: elke bevolking kent zijn eigen achtergrond, kenmerken en kwaliteiten. Zij constateert wel dat het van belang is om eigen kwaliteiten centraal te stellen en dat elke natie zijn eigen blueprint achterhaalt en versterkt. Dus handel altijd zodanig dat er aandacht blijft voor behoud van eigenheid. Kortom, geef eerst aandacht aan het eigen DNA en werk dit uit in een specifiek trainings- en coaching plan.

Tot slot
Van Geel sluit af: “Als we het hockey DNA goed gedefinieerd hebben, denk ik dat we ons de vraag moeten stellen: waar gaan we het verschil maken? Aan welke knoppen moeten we vooral gaan draaien om nog succesvoller te worden op het hoogste niveau? In de huidige maatschappij zien we een trend naar steeds meer bescherming. De zogenaamde ‘helikopter ouder’ doet zijn intrede. Bijvoorbeeld door het beste maatje van het kind te willen zijn, steeds minder grenzen te stellen en daarnaast proberen de boze wereld op afstand te houden. Het is vaak vanuit een goed hart bedoelt, maar het heeft veel averechtse werkingen. Een kind zodanig opvoeden dat het zelf de regie over het eigen leven neemt (afhankelijk van de leeftijd). Dat betekent een mate van vrijheid en daarbij behorende verantwoordelijkheid. Het zelfstandig keuzes leren maken en verantwoordelijkheid aanvaarden voor eigen beslissingen. We hebben geen blinde volgers, maar gegronde beslissers nodig. Mensen die halen èn brengen. Dus als we een cultuur van wereldveroveraars (in de positieve zin van het woord!) kunnen creëren, krijgen we spelers die zichzelf uitdagen. Waar nog veel winst valt te halen is dat we als begeleiding nog beter het DNA op het netvlies hebben en die vertalen naar de spelers op het veld. Met elkaar dit schip besturen, vanuit heldere uitgangspunten, kan wel eens een vliegwiel worden!”

Bronnen
– Breedveld. K., Kracht van Sport, Nederland sportland? Mulier Instituut.
– de Bosscher, V., van Bottenburg, M., Shibli, S. & Westerbeek, H. Spliss 2.0.
– KNHB Strategisch Plan 2020: https://www.knhb.nl/over-knhb/strategische-visie-2020.
– http://artikelen.foobie.nl/onderwijs/rationalisme-vs-empirisme-in-de-filosofie/.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina