Bart Heuvingh: Waarom het belangrijk is om te geloven dat talent te ontwikkelen is

Groeimindset als basis voor talentontwikkeling
Hoe komt het dat de ene hockeyer doorzet bij tegenslag, terwijl de ander opgeeft? Waarom kunnen sommige spelers niet tegen feedback? Hoe komt het dat de ene sporter telkens nieuwe uitdagingen aangaat, terwijl de ander liever in zijn comfortzone blijft? Verschillende vragen waar veel trainer en coaches mee worstelen, maar waar weinig antwoorden op worden gegeven. Terwijl juist antwoorden op deze vragen zorgen voor duurzame talentontwikkeling. De mindset-theorie biedt volgens Bart Heuvingh, topsportbegeleider bij voetbalclub AZ te Alkmaar, een kader waarbinnen op deze vragen een duidelijk antwoord te vinden is. Helaas is kennis over mindset vaak niet aanwezig bij trainer/coaches en/of ouders. Eerder heeft Heuvingh in Hockeyvisie een introductie artikel geschreven over de mindset-theorie en hoe deze praktisch toegepast kan worden om een leeromgeving te creëren waarin elke sporter zich kan ontwikkelen. Inmiddels is zijn boek over dit onderwerp uit: ‘Talent van Morgen – Groeimindset als basis voor talentontwikkeling’. In dit artikel worden de hoofdlijnen uit het boek besproken, bestaande uit drie delen: Waarom is een groeimindset belangrijk? Hoe werken beide mindsets? En wat kun je doen om een groeimindset te stimuleren?

Foto: Koen Suyk

Deel 1 – Waarom is een groeimindset belangrijk?
Is talent aangeboren of aangeleerd? Is Billy Bakker, hockey-international en speler bij AH&BC Amsterdam, een tophockeyer geworden of is hij zo geboren? Zeer interessante vragen, waar wetenschappers al jaren hun hoofden over breken. Tegenwoordig is bekend dat talent niet of aangeboren of aangeleerd is, maar dat van beide sprake is (Françoys Gagné: Understanding the complex choregraphy of Talent development through DMGT based analysis). Vandaar dat ik zelf, als het om talent gaat, de volgende praktische formule gebruik: talent = aanleg X leervermogen. Aanleg is het aangeboren deel van talent, leervermogen is het deel dat staat voor ontwikkeling. Uiteraard kan dan de vraag blijven hoeveel procent beide aspecten voor hun rekening nemen. Wanneer je echter individueel naar een speler kijkt, dan is het niet interessant om naar aanleg te kijken, want dit staat toch vast. Uiteraard is het voor scouts wel handig om hiernaar te kijken indien mogelijk. Als trainer/coach is het echter beter je te focussen op het andere deel van talent, het leervermogen, want daar heb je invloed op.

Maar het is ook belangrijk om te kijken waar een speler zelf zich meer op focust. Richt hij zich meer op het aangeboren deel, namelijk aanleg of is hij meer bezig met het te ontwikkelen deel, namelijk leervermogen? Mindsets gaan precies hier over: waar richt een individu zich op en gelooft hij in? In de loop van dit artikel zal blijken dat de mindsets namelijk een grote invloed hebben op het leergedrag van spelers.

Laten we dit duidelijker maken met een voorbeeld uit de praktijk: er zit een speler in jouw team die momenteel goed presteert. Het valt je echter op dat deze speler weinig nieuwe uitdagingen aangaat en ook na de training direct weg is. De analyses met het team interesseren hem eveneens weinig. Wanneer er nieuwe oefeningen worden gedaan en deze speler het niet direct kan, dan haakt hij af. Momenteel presteert de speler nog goed, maar wanneer je vraagt waarom hij niet extra werkt, dan is het antwoord: “Ik speel nu toch goed, dus waarom zou ik?”

Hoe ga je als trainer/coach hier dan mee om? Als een speler geen uitdagingen aangaat, dan zeggen we bijvoorbeeld dat hij meer lef moet tonen. We proberen zijn gedrag daarmee eigenlijk te sturen. Op korte termijn zal dit misschien effect hebben, maar wanneer de impuls/sturing van jou als trainer weg valt, zal deze speler het dan nog steeds doen? De kans is groot van niet, want hij heeft zelf niet de overtuiging waarom hij het zal doen. Veel interessanter is proberen te achterhalen waarom deze speler geen uitdagingen aangaat en geen extra arbeid verricht buiten de reguliere trainingen om. Welke (onbewuste) overtuigingen heeft een speler over het aangaan van uitdagingen die hem beperken? Pas wanneer deze beperkende overtuigingen worden veranderd, zal dit een langdurig en duurzaam effect hebben op het gedrag van deze speler.

Het direct stimuleren van gedrag bij een speler heeft dus een minder (langdurig) effect dan het stimuleren van de onderliggende overtuigingen. Het stimuleren van de juiste onderliggende overtuigingen kan een trainer/coach doen door de juiste mindset te stimuleren. Een mindset is de overtuiging die een speler over de ontwikkelbaarheid van zijn talent en vaardigheden heeft. Het zorgt voor een denkkader dat gedrag, vooruitzichten en houding van de speler bepaalt ten aanzien van zijn ontwikkeling. In figuur 1 is te zien hoe overtuigingen (mindsets) aan de basis liggen van leervermogen en op die manier bepaald gedrag tot gevolg hebben (nadat de vaardigheden ontwikkeld zijn om dat gedrag daadwerkelijk te kunnen uitvoeren). Overtuigingen zeggen iets over of een speler gelooft dat hij kan ontwikkelen en of hij dat ook wil (leermotivatie). Vaardigheden geven aan of de speler het ook kan. En gedrag tenslotte gaat over of een speler het ook daadwerkelijk doet.

Foto: Koen Suyk

Een mindset is de overtuiging die een speler over de ontwikkelbaarheid van zijn talent en vaardigheden heeft

Soorten mindsets
Er kunnen twee soorten mindsets onderscheiden worden: een statische mindset en een groeimindset. Een speler met een statische mindset heeft de overtuiging dat talent en vaardigheden aangeboren zijn en daarom vastliggen. In de statische mindset wijzen prestaties uit hoeveel talent je ergens voor hebt. Binnen de formule van hierboven over talent, richt dit type speler zich op het aanleg gedeelte van talent. Daarentegen heeft een speler met een groeimindset de overtuiging dat talent te ontwikkelen is door veel te oefenen en de juiste leerstrategieën toe te passen (figuur 1). In de groeimindset wijzen prestaties uit wat je op dit moment kan, maar wijzen ze niet uit hoe talentvol je kunt worden wanneer je blijft ontwikkelen. Binnen de formule van hierboven over talent, richt dit type speler zich op het leervermogen gedeelte van talent. Om met de groeimindset woorden van Gianluigi Buffon (voetbalkeeper Italiaans elftal) te spreken: “Talent is pas meetbaar na je carrière”.

Mindset is een continuüm en flexibel
Belangrijk is om te beseffen dat een persoon niet een groei- of een statische mindset heeft. Het is beter om een mindset als een continuüm te zien, met aan de ene kant extreem statisch en aan de andere kant extreem groei. Een voorbeeld van een speler met een extreme groeimindset die hem veel heeft geholpen is Conor McGregor, zoals in deze video te zien is. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat een mindset flexibel is en dus kan veranderen over de tijd. Een speler kan meer een groeimindset krijgen door de juiste begeleiding en/of ervaringen. Een voorbeeld van een speler die een mindset-switch heeft meegemaakt is Robin van Persie, zoals in deze video is te zien.

Uit zowel de sportpraktijk als wetenschappelijk onderzoek (Dweck, C. Mindset, How you can fulfil your potential) blijkt dat een groeimindset aan de basis staat van veel positieve gedragingen ten aanzien van ontwikkelen en doorzettingsvermogen, leren van fouten en luisteren naar feedback. In de volgende paragraaf neem ik je mee in de denkwereld van beide mindsets en hun consequenties in het leergedrag van spelers.

Figuur 1: Leervermogen

Het is beter om een mindset als een continuüm te zien

Deel 2 – Hoe werken beide mindsets?
In dit deel van het artikel wordt besproken hoe een speler met een statische of groeimindset zich over het algemeen gedraagt. Belangrijk wederom is om te beseffen dat ze hier omwille van het begrip zwart/wit tegenover elkaar staan, terwijl de werkelijkheid uiteraard complexer en genuanceerder is. Verschillende gedragsaspecten zullen naar voren komen zoals:
– Welke doelen heeft een sporter?
– Ziet hij uitdagingen als een kans of als bedreiging?
– Hoe gaat hij om met tegenslagen?
– Is inzet nodig of enkel een teken van weinig aanleg?
– Hoe ziet hij feedback?

Daarnaast is het goed om te beseffen dat een sporter niet in alle gedragsaspecten statisch hoeft te zijn, maar dat hij ook enkele aspecten meer statisch heeft en andere meer op groei gericht. Wel zie je vaak dat de gedragsaspecten samenhangen in de praktijk.

2.1 Doelen
Ten eerste leiden beide mindsets tot verschillende doelen. Een statische mindset-speler zal als doel hebben om te laten zien dat hij over genoeg talent beschikt, terwijl een groeimindset-speler als doel heeft om zoveel mogelijk te leren. De focus op het laten zien dat je over genoeg talent beschikt belemmert de statische mindset-speler om zich te richten op waar het eigenlijk om zou moeten gaan: ontwikkelen. Een statische mindset-speler zal zich vergelijken met anderen om te kijken wie het meeste talent heeft, terwijl een groeimindset-speler zich veel eerder met zichzelf zal vergelijken. Dit is logisch omdat een groeimindset-speler gelooft dat talent te ontwikkelen is, terwijl een statische mindset-speler gelooft in aanleg. Het enige wat deze laatste speler dus kan doen om succes te ervaren is aan anderen laten zien dat hij meer aanleg/talent heeft.

In een interessante studie van Van Yperen (1999) komt naar voren dat sporters die zich focussen op hun eigen ontwikkeling, meer vooruitgang lieten zien in een jaar dan sporters die zich focussen op de beste zijn.

2.2 Uitdagingen
Wanneer je namelijk constant wil laten zien dat je over genoeg talent beschikt (statische mindset), dan kijk je wel uit om uitdagingen aan te gaan. Een uitdaging zal vermeden worden, omdat dit bij falen kan worden gezien als een gebrek aan talent. Liever voert een statische mindset-speler dingen uit die hij al kan en blijft hij veilig in zijn comfortzone.

Sporters met een groeimindset gaan juist wel uitdagingen aan, omdat hiervan geleerd kan worden. Waarom zou je telkens iets doen wat je al kan, is de gedachte. Een uitdaging is iets wat je nu nog niet kan, maar omdat je gelooft dat je kan ontwikkelen wel iets dat je aangaat. Een statische mindset-speler gelooft daarentegen juist meer in aanleg, dus zal hij niet snel iets gaan proberen wat hij nu nog niet kan. Je kan iets of je kan het niet is dan de gedachte die uitdagingen aangaan belemmert.

2.3 Tegenslagen
Naast de verschillen in doelen en het aangaan van uitdagingen zijn er ook duidelijke verschillen tussen beide mindsets in het omgaan met fouten (figuur 2). Een statische mindset-speler ziet fouten als indicatie van een gebrek aan talent. Fouten moeten dus kosten wat het kost vermeden worden. Faalangst ligt op de loer voor deze sporter. Na het maken van een fout ziet hij maar moeilijk een mogelijkheid tot verbetering, omdat hij gelooft in de vaststaandheid van zijn talent. Opgeven of de taak vermijden kan het gevolg zijn. Groeimindset-spelers gaan heel anders om met fouten en tegenslagen. Zij zien fouten als een logisch onderdeel van het leerproces: wanneer je iets nieuws aan het leren bent, zal je fouten maken. Dit is geen indicatie van een gebrek aan talent, maar juist een teken dat je iets nog onder de knie moet krijgen door veel oefenen en de juiste leerstrategie. Sporters met een groeimindset zullen daarom na een tegenslag eerder doorzettingsvermogen tonen, omdat zij geloven in ontwikkeling en daardoor ook controle ervaren over hun ontwikkeling. In figuur 2 is links duidelijk te zien dat een statische mindset-speler een fout als een eindpunt ziet, terwijl een groeimindset-speler fouten als onderdeel van succes ziet. Of om met de woorden van basketballegende Michael Jordan te spreken: “I’ve missed more than 9,000 shots in my career. I’ve lost almost 300 games. Twenty six times I’ve been trusted to take the game winning shot and missed. I’ve failed over and over and over again in my life. And that is why I succeed.”

Figuur 2: Verschil in mindsets

2.4 Inzet
Doordat groeimindset-spelers controle over hun ontwikkeling ervaren zien zij inzet ook als iets dat nodig is om beter te worden. Hierdoor zullen zij ook veel vaker uit zichzelf oefenen en zie je ze voor en na trainingen extra arbeid verrichten. Statische mindset-spelers echter zien inzet als een indicatie dat je eigenlijk over te weinig talent beschikt. Als je echt talentvol bent, dan hoef je niet zo je best te doen is een gedachte die in hun hoofd zou kunnen zitten. Daarnaast geloven zij dat talent is aangeboren en kunnen zij ook denken: “Waarom hard werken als het allemaal gaat om de juiste genen?”

2.5 Feedback
Het laatste aspect waarop beide mindsets van elkaar verschillen is het omgaan met feedback. Statische mindset-spelers zien feedback als een aanval. Het is namelijk een indicatie dat ze niet talentvol genoeg zijn. Als je niet gelooft dat talent te ontwikkelen is, dan geeft feedback enkel aan wat je niet kan en ook nooit zult kunnen, want je hebt nu eenmaal het talent niet. Zij zullen daarom eerder naar excuses zoeken om de feedback te weerleggen en defensief reageren: feedback is een bedreiging. Uit neuropsychologisch onderzoek (artikel: Mind-Your-Errors van Jason Moser in Psychological Science – December 2011) blijkt dat in de hersenen van statische mindset-personen de alarmbellen afgaan bij negatieve feedback. Hierdoor is er geen aandacht meer voor inhoud van de feedback en zullen ze niet snel leren van fouten. Een groeimindset-speler daarentegen ziet feedback als een tip, het geeft aan waar hij zichzelf nog in kan verbeteren. Hij neemt de feedback ter harte en probeert er van te leren. Het geeft aan waar hij zichzelf nog in kan verbeteren. Een speler met een groeimindset hoeft feedback niet persé leuk te vinden, maar het is in ieder geval geen eindpunt of veroordeling en biedt veel meer perspectief voor de toekomst.

In figuur 3 worden de 5 gedragsaspecten van beide hierboven genoemde mindsets kort en overzichtelijk samengevat.

Figuur 3: Gedragsaspecten van beide mindsets

Als een groeimindset zoveel positieve gevolgen heeft, dan rijst natuurlijk de vraag hoe trainer/coaches een dergelijke mindset kunnen stimuleren en beïnvloeden bij hun spelers. In deel 3 worden 12 leerprincipes besproken die dit kunnen bewerkstelligen. Belangrijk hierbij is om te vermelden dat er meerdere wegen naar Rome zijn en dus ook dat er meerdere leerprincipes bestaan om een groeimindset te stimuleren. De principes die hieronder besproken worden, dienen als startpunt.

Een groeimindset-speler daarentegen ziet feedback als een tip, het geeft aan waar hij zichzelf nog in kan verbeteren

Deel 3 – Wat kun je doen om een groeimindset te stimuleren?
Het is natuurlijk interessant om te weten waarom een groeimindset belangrijk is en hoe beide mindsets werken bij spelers. Echter, kennis krijgt pas echt waarde als het wordt toegepast en daarom zal in het laatste deel van dit artikel uitgelegd worden wat je kunt doen om een groeimindset te stimuleren. Er zijn 12 leerprincipes om een groeimindset te stimuleren die in het boek ‘Talent van Morgen’ uitgebreid worden beschreven en hieronder kort (voor meer diepgang per leerprincipe wordt verwezen naar het boek) in de volgende 4 clusters:
– In gesprek met jouw sporter
– Coaching tijdens trainingen en wedstrijden
– Het proces van ontwikkeling inzichtelijk maken
– De kring om de sporter heen

Cluster 1 – In gesprek met jouw speler
3.1 Principe 1: Laat spelers zien hoe ontwikkeling werkt in het brein
Sporters zijn elke week bezig met leren en ontwikkelen. Vaak weten ze echter niet hoe dat leren werkt. Wat gebeurt er precies in het lichaam (waaronder het brein) waardoor vaardigheden verbeteren? Als sporters hier meer over weten, komt dat hun ontwikkeling ten goede.

Leg uit hoe leren in het brein werkt: door te oefenen worden nieuwe verbindingen aangemaakt en bestaande verbindingen versterkt. Het brein is plastisch en verandert op basis van wat je doet, denkt en voelt. Daarmee vormt het de basis voor ontwikkeling.
In het boek ‘Breindidactiek’ wordt de metafoor van geitenpaadjes gebruikt: smalle paadjes in het hoge gras staan symbool voor zwakke verbindingen in het brein. Door bepaalde verbindingen in het brein vaak en gericht te trainen, oftewel vaak over hetzelfde pad door het hoge gras te lopen, kan het geitenpaadje uitgroeien tot een weg. De neurale verbindingen in het brein zijn verstevigd. Zelf maak ik nog wel eens de vergelijking met een Playstation controller die in je hoofd zit. In het begin heb je enkel twee knoppen, maar door veel te oefenen en te leren van je fouten, komen er langzamerhand steeds meer knoppen bij en werken de knoppen ook steeds sneller. Wanneer spelers gaan begrijpen dat ze hun controler kunnen verbeteren, dan zal dit motiverend werken om meer te oefenen. Ze begrijpen waarom ze oefenen en wat er gebeurt in hun brein. Het brein is geen black box meer die bepaalt dat sommigen iets wel en anderen iets niet kunnen. Spelers begrijpen het mechanisme hoe ze kunnen ontwikkelen. Dit zorgt ervoor dat spelers meer een groeimindset krijgen.

3.2 Principe 2: Stel open vragen en breng sporters in de leerfase
Geef sporters vragenderwijs inzicht in hun eigen verbeterpunten, waardoor ze zich realiseren dat ze iets nog niet (voldoende) kunnen. Door open vragen te stellen over hoe het beter kan en wat een speler zelf zou willen ontwikkelen breng je een speler in de leerfase. Sporters zijn zich namelijk niet altijd bewust van hun eigen verbeterpunten. Open vragen zijn vragen die beginnen met vraagwoorden zoals: wanneer, wie, wat, welke, waarom en hoe? Doordat dit type vraag niet met ja of nee te beantwoorden is, moet een sporter nadenken over zijn antwoord. Uiteindelijk leidt dit nadenken over eigen kunnen tot een leerdoel: wat wil de speler ontwikkelen/verbeteren aan zichzelf: “Ik wil mijn backhand verbeteren”. Op een leerdoel heeft een sporter meer invloed dan op een resultaatdoel: “Ik wil kampioen worden”.
Een hockeyer kan, zonder dat hij zich dat realiseert, zijn directe tegenstander niet kort genoeg dekken. Het is dan belangrijk door open vragen te stellen, om een speler zich hier bewust van te laten worden. Pas als een speler zich bewust is van zijn mogelijk ontwikkeling en hier ook zelf achterstaat, dan gaat hij hier echt gericht aan werken. Spelers door middel van open vragen in de leerfase brengen, zorgt ervoor dat spelers steeds meer een groeimindset krijgen.

3.3 Principe 3: Vraag door naar onderliggende overtuigingen
Wanneer een speler niet het gewenste gedrag vertoont, dan zou je als trainer het juiste gedrag kunnen voorhouden. Het is dan maar de vraag of het gedrag van de speler duurzaam veranderd wordt, omdat het huidige gedrag van de speler waarschijnlijk voortkomt uit onderliggende overtuigingen. Pas als je deze overtuigingen boven de oppervlakte krijgt en vervolgens gaat uitdagen en veranderen, dan zal door de nieuwe overtuigingen het gedrag duurzamer (vanuit de speler zelf) veranderen. Vraag dus altijd naar onderliggende overtuigingen die ten grondslag liggen aan het gedrag. Soms duurt dit even en heeft een speler bedenktijd nodig en dan is het belangrijk om hem deze ook te geven. In figuur 4 links enkele beperkende overtuigingen en rechts enkele groei-overtuigingen. Een dergelijk figuur kun je met jouw spelers bespreken om ze op weg te helpen met overtuigingen die zorgen voor meer groei.

Vraag dus altijd naar onderliggende overtuigingen die ten grondslag liggen aan het gedrag

Figuur 4: Van beperkende overtuigingen naar groei-overtuigingen

Cluster 2 – Coaching tijdens training en wedstrijden
3.4 Principe 4: Geef procescomplimenten
Richt de complimenten die je geeft op de inzet die een sporter toont en op het proces van ontwikkeling waar hij in zit in plaats van op hem als persoon of over zijn vaststaande eigenschappen zoals talent. Complimenten die gericht zijn op hem als persoon of over zijn vaststaande eigenschappen stimuleren namelijk een statische mindset met alle nare gevolgen in de toekomst van dien. Wanneer je daarentegen complimenteert op de inzet en het proces, dan laat je zien dat je het ontwikkelproces waardeert en op die manier stimuleer je een groeimindset. In deze video wordt dit duidelijk uitgelegd door mindset-expert Carol Dweck. Ook in het artikel van Brenninkmeijer (2014) over ‘Talentherkenning en talentontwikkeling. Wat kun je er als club mee?’ is te lezen over de voordelen van complimenten op het proces.

3.5 Principe 5: Verkies feedforward boven feedback
Feedback zegt iets over gedrag in het verleden. Daarop hebben sporters geen invloed meer, dus kan de feedback aanvoelen als een aanval. Vervolgens kan een sporter met excuses en verdedigingen komen omdat hij zich veroordeeld kan voelen. Formuleer daarom feedback zo dat het op de toekomst is gericht, dan noemen we het feedforward. Daarop heeft een sporter wél invloed. Hieronder een voorbeeld hoe je feedback kan veranderen naar feedforward waarbij de inhoud hetzelfde blijft, maar de focus op de toekomst ligt:
– Feedback: “Je liep afgelopen wedstrijd te weinig diep, waardoor we minder kansen creëerden.”
– Feedforward: “Probeer volgende wedstrijd iets meer diep te lopen, zodat we meer kansen creëren.”
Tevens straal je met feedforward als trainer uit dat je gelooft dat de sporter zich kan ontwikkelen. Je geeft namelijk een tip over hoe het er in de toekomst beter uit gaat zien. Op die manier straal je een groeimindset uit naar spelers.

3.6 Principe 6: Gebruik op ontwikkeling gerichte taal
De taal die je als trainer gebruikt, heeft grote invloed op de mindset van sporters. Door de juiste taalkeuze kun je het geloof in ontwikkelbaarheid van jouw spelers vergroten. Vermijd zinnen als ‘Hij is een natuurtalent’ en woorden als ‘Een natuurlijke leider’ (zie principe 4) en gebruik het woord ‘nog’ om aan te geven dat een sporter iets nog niet kan, maar wel kan leren. ‘Nog niet’ straalt uit dat het in de toekomst wel beter kan gaan, maar nu nog niet. Bedenk even het verschil tussen: “Dat kun jij niet” en “Dat kun jij nog niet”, en wat jou als persoon meer zal motiveren/inspireren om aan jouw ontwikkeling te werken.

Formuleer feedback zo dat het op de toekomst is gericht, dan noemen we het feedforward

Foto: Frank Uijlenbroek

Cluster 3 – Het proces van ontwikkeling inzichtelijk maken
3.7 Principe 7: Maak individuele ontwikkeling zichtbaar
Sporters kunnen door de jaren heen beter worden zonder dat ze dit zelf realiseren. Door hun ontwikkeling zichtbaar te maken, zien zij in dat ze beter zijn geworden. Koppel dit aan de manier waarop zij zich hiervoor hebben ingespannen, waardoor sporters een verband leggen tussen inspanning en ontwikkeling en zij steeds meer een groeimindset krijgen.
Games zijn erg krachtig in dit principe van het zichtbaar maken van ontwikkeling. Dat is één van de redenen waarom kinderen, en ook volwassenen, zo graag games spelen. ‘Gamification’ is de term die in de literatuur gebruikt wordt voor dit principe en in deze video wordt hierover uitleg gegeven. Maak bijvoorbeeld individuele ontwikkeling voor een sporter zichtbaar door verschillende meetmomenten in een seizoen te plannen. Meet bijvoorbeeld de conditie vier keer per jaar of een slalomdribbel en laat de scores per speler in een figuur zien. Op deze manier wordt de ontwikkeling visueel gemaakt en zal een sporter zich eerder op zijn eigen ontwikkeling focussen in plaats van welke sporter op dat moment de beste score heeft. Door eigen ontwikkeling van een sporter visueel te maken, stimuleer je zijn overtuiging dat talent verder te ontwikkelen is, een groeimindset dus.

3.8 Principe 8: Laat het ontwikkeltraject van topspelers zien
Bij topsporters zijn vaak vooral de prestaties aan het einde van de rit zichtbaar, waardoor het kan lijken alsof de tentoongespreide vaardigheden voor een groot gedeelte aangeboren zijn. Door het ontwikkeltraject van topsporters te laten zien, wordt duidelijk wat ze ervoor gedaan of gelaten hebben om dat niveau te bereiken. Maar ook de fouten/tegenslagen en twijfels kun je laten zien aan jouw eigen spelers. Laat naast de gouden races van Kjeld Nuis op de 1000 en 1500 meter tijdens de Olympische Spelen van 2018 bijvoorbeeld ook deze video zien waarin zijn weg ernaartoe wordt getoond.

Zorg dat je het traject dat topsporters hebben doorlopen aan jouw sporters voorlegt. Uitspraken van topsporters die uitleggen wat ze hebben gedaan om te staan waar ze nu staan, werken inspirerend en kunnen zelfs aanstekelijk werken. Zo weten niet veel spelers dat de inmiddels gespierde Cristiano Ronaldo vroeger een wat iele voetballer was, tot het moment dat hij ontzettend hard ging trainen om zijn lichaam sterker te maken. Zo geeft hij in een interview over krachttraining aan: “Dat doe ik elke dag, daarom sta ik al jaren aan de top. Dat is geen toeval, ik doe enorm veel werk buiten de reguliere trainingsuren om. Toen ik jong was, zei iedereen: “Cristiano, je hebt talent, maar je bent veel te dun.” Vanaf dat moment heb ik in mijn hoofd geprent dat ik mijn lichaam kan verbeteren. Het gaat om de mindset van een mens. Ik train zoveel omdat het moet, het is een deel van mij.”

Een opdracht die je aan jouw eigen spelers kan meegeven is bijvoorbeeld de ijsbergopdracht: ga op zoek naar alles wat een speler er voor gedaan en gelaten heeft om de top te halen. Figuur 5 kun je daarvoor gebruiken.

Figuur 5: De ijsberg van ontwikkeling

3.9 Principe 9: Focus op het proces en niet enkel op het resultaat
Het resultaat van een hockeywedstrijd kan komen door geluk of door aangeboren eigenschappen van de speler. Dus is het belangrijk om vooral naar het proces te kijken na een wedstrijd. Dit zorgt ervoor dat er geleerd kan worden van alles wat er gebeurd is in de wedstrijd. Wanneer er na een 3-1 overwinning enkel naar het resultaat gekeken wordt, maar dit komt door geluk of door de aangeboren eigenschappen van de linker spits, dan zal het resultaat waarschijnlijk in de toekomst minder worden omdat er geen ontwikkeling plaatsvindt. Wanneer er na een 3-1 overwinning vooral naar het proces gekeken wordt, dan kun je door ontwikkelen. Om een groeimindset te stimuleren, helpt het om de nadruk vooral te leggen op het proces waarin sporters zitten in plaats van enkel scorejournalistiek te bedrijven. Onthoud dat een goed proces op langere termijn uiteindelijk tot resultaten zal leiden, terwijl resultaten niet altijd tot een goed proces zullen leiden. Of gebruik onderstaand figuur om jouw spelers hierop te wijzen en aan te herinneren.

Figuur 6: Focus op het proces om optimaal resultaat te krijgen

Wanneer er na een 3-1 overwinning vooral naar het proces gekeken wordt, dan kun je door ontwikkelen

Cluster 4 – De kring om de sporter heen
3.10 Principe 10: Geef het goede voorbeeld als trainer/staf
Meer nog dan de woorden die iemand gebruikt, leren sporters (en in het bijzonder kinderen) het meest door gedrag te kopiëren van hun voorbeelden. Toon dus als trainer altijd het goede voorbeeld door zelf een groeimindset te hebben en ook de gedragskenmerken te vertonen van een groeimindset (zie deel 2). Wanneer je bijvoorbeeld wilt dat spelers op zoek gaan naar feedback en constant zichzelf verbeteren (kenmerken van een groeimindset), dan is het naast dit uitleggen erg belangrijk dat je zelf hen af en toe om feedback vraagt en dat je jezelf blijft ontwikkelen door bijvoorbeeld cursussen te doen en boeken te lezen. Of om met de woorden van James Baldwin te spreken: “Children have never been very good at listening to their elders, but they have never failed to imitate them.”

3.11 Principe 11: Krijg de kritieke massa mee
In een team bepaalt de kritieke massa (aanvoerder, informele leiders en/of populaire spelers) voor een gedeelte wat de norm is in het team. In de kleedkamer heeft zij een grote invloed op de andere sporters. Probeer als trainer om bij de kritieke massa een groeimindset te stimuleren. Zij zal de rest van het team daarin meenemen. Zodra enkel de mindere spelers in een team groeimindsetgedrag vertonen, dan kan er een soort taboe op gaan heersen. Wees ook niet bang als trainer om een belangrijke speler die geen groeimindset heeft, en dit ook niet wil ontwikkelen, op de bank te zetten. Op de korte termijn zal dit voor het teamresultaat misschien negatief zijn, maar op de lange termijn zal dit het teamresultaat via een beter proces waarschijnlijk ten goede komen (zie ook principe 9).

3.12 Principe 12: Neem de omgeving van de speler mee
Als trainer/coach heb je slechts een beperkte invloed op sporters. Ook familie, vrienden en school of werk spelen een belangrijke rol in hun mindset. Probeer die omgeving mee te krijgen, bijvoorbeeld door voorlichting te geven, filmpjes te sturen of de fysieke omgeving van sporters thuis te beïnvloeden. Denk bij dit laatste aan een tip voor een sporter om figuur 5 uit te printen en op te hangen op de koelkast thuis, zodat hij (en zijn omgeving) zich er aan blijft herinneren. In de psychologie heet deze vorm van beïnvloeding van een speler door zijn omgeving mee te nemen, de systeemtheorie.
Wil je hier meer over lezen, dan is dit boek een goed begin.

Figuur 7: Samenvatting leerprincipes om per cluster een groeimindset te stimuleren

Tot slot
Naast bovenstaande principes zijn er uiteraard meerdere wegen die naar Rome leiden. Daarom de oproep om mee te denken welke dingen een trainer/coach nog meer kan doen om een groeimindset te stimuleren. Het boek ‘Talent van morgen’ moet een aanzet zijn om het onderwerp mindset meer in de sportpraktijk te krijgen.

Bronnen
– Brenninkmeijer, L. (2014) Talentherkenning en talentontwikkeling. Wat kun je er als club mee? Artikel in Hockeyvisie.
– Dirksen, G., Den Boer, M., Möller, H. & Willemse, J. (2014) Breindidactiek. EAN: 9789082286205.
– Dweck, C. (2012) Mindset, How you can Fulfil your Potential. ISBN 9781780332000.
– Gagné, F. (2004) Transforming gifts into talents: the DMGT as a developmental theory.
– Heuvingh, B. (2014) Groeimindset als basis voor talentontwikkeling. Artikel in Hockeyvisie.
– Heuvingh, B. & Van der Heide, M. (2017) Talent van Morgen – Groeimindset als basis voor
talentontwikkeling. ISBN 9789054723882.
– Heeter, C., Lee, Y., Moran, T.P., Moser, J.S. & Schroder, H.S. (2011) Mind Your Errors: Evidence
for a Neural Mechanism Linking Growth Mind-Set to Adaptive Posterror Adjustments.
– Van Yperen, N.W., Duda, J.L. (1999) – Goal orientations, beliefs about success, and performance improvement among young elite Dutch soccer players. Scandinavian Journal of Medicine & Science in sports.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina