Wat kunnen we leren van het Australische hockey?
Eerder verschenen Hockeyvisie (juni 2012)
Wat zijn de verschillen tussen de Nederlandse en de Australische aanpak? Nederland behoort bij zowel de dames als de heren tot de mondiale hockeytop. Als we experts vragen welke landen onze grootste concurrenten zijn, worden steevast Duitsland en Australië genoemd. Wat kunnen we van laatstgenoemd hockeyland leren? Hockeyvisie vroeg het ervaringsdeskundige Alyson Annan, voormalig aanvoerder van de Hockeyroos, trainer/coach bij Hockeyclub Amsterdam en huidig bondscoach van het Nederlands dames elftal. Over onder meer motivatie, eigen initiatief, techniektraining en patronen versus principes. Door Lutger Brenninkmeijer
Ter illustratie
In de jaren tachtig en negentig werd het mannenteam van Amsterdam structureel genoemd als titelkandidaat. Telkens strandde het team echter in het zicht van de haven. In 1993 kwam de Australiër Graham Reid het team versterken. Met griep meldde hij zich – twee dagen na zijn aankomst – voor de eerste training bij Amsterdam. Ziek of niet, hij liep vooraan bij de conditietraining en liet het hele team zijn hielen zien. Dit was de start van een glorieus seizoen, waarin de eerste titel na negentien jaar werd binnengehaald.
Veel Australische internationals zijn Reid later gevolgd; vooral mannen. Tot op heden hebben weinig vrouwen de grote oversteek gewaagd naar de Lage Landen. Maar onder hen die het wel deden, zat iemand die als één van de beste speelsters ter wereld ooit wordt beschouwd: Alyson Annan.
Samen met Annan kijken we in deze Hockeyvisie naar de verschillen tussen de Nederlandse en Australische aanpak.
Internationals moeten vaak verhuizen en nieuw werk zoeken.
Je wereld op z’n kop
Australië is een veel groter land dan Nederland. Ook daar is hockey niet de sport van het grote geld. Elk weekend een competitiewedstrijd spelen is vanwege de grote afstanden niet haalbaar. Daarom komen de clubteams centraal bijeen om in een kort tijdsbestek de competitie af te werken. Spelers kunnen vervolgens geselecteerd worden voor een State-team, dat te vergelijken is met onze districtsteams. Met de acht State-teams wordt weer een competitie afgewerkt, die acht weken in beslag neemt. Tijdens deze competitie lopen de selecteurs van de nationale bond rond om spelers te selecteren voor het nationale team.
Annan vertelt: ‘In 1992 werd ik volledig verrast toen ik geselecteerd werd. En daar is al meteen een groot verschil: in Nederland word je gevraagd om voor het nationale team te spelen. In Australië echter word je geselecteerd. Door simpelweg mee te doen in de nationale competitie geef je aan dat je erbij wilt horen. Je moet na deze uitverkiezing nog wel selectietrainingen volgen om uiteindelijk definitief deel uit te maken van de nationale ploeg.
Als je eenmaal geselecteerd wordt, staat je wereld op z’n kop. Er wordt op een centrale plek getraind. Weken, zo niet maanden achtereen. Gezien de afstanden betekent dat voor de meeste spelers verhuizen. Met als gevolg: je werk opzeggen en veelal huis, haard en je partner verlaten. Maar dan ben je er nog niet. In de stad waar het nationale team traint, moet je zelf op zoek naar een dak boven je hoofd. Ook moet je een broodwinning zoeken, want van het hockey alleen kun je niet leven.’
In Nederland staat de vraag centraal: wat krijg ik?
Altijd voor goud gaan
De basishouding is Down Under erg verschillend van wat wij in Nederland gewend zijn. Annan: ‘In Nederland vraagt een speler aan zijn eventueel nieuwe club hoeveel hij kan verdienen, in plaats van dat hij controleert of hij hockeytechnisch wel bij de club en het beleid past. Met andere woorden: in Nederland staat de vraag centraal: wat krijg ik? Terwijl wij in Australië meer op de lijn zitten van: wat wil ik?’
Een andere interessante vraag is waarom Nederlanders in het nationale team willen spelen. Is dat omdat ze het leuk vinden om deel te nemen aan de Olympische Spelen? Of omdat uitkomen voor het land de speler status geeft? Of is het omdat de speler wereldkampioen wil worden?
‘Ik merk dat Nederlanders snel tevreden zijn met het deelnemen aan de Olympische Spelen, terwijl wij in Australië altijd voor goud gaan’, stelt Annan. ‘Er heerst bij ons daardoor een andere sfeer. Wij leggen onszelf de druk op om iets te bereiken. Zo zijn Australiërs verbaasd over het feit dat in Nederland in de krant genoteerd wordt hoeveel gouden medailles behaald moeten worden. Hiermee komt de druk veel meer van buitenaf; de bond of NOC*NSF stelt de norm. In Australië komt het stellen van doelen meer uit de groep zelf. Ook de beloningsstructuren worden door de teamleden onderling vastgesteld. Wat dat betreft is er een heel grote saamhorigheid.’
We trainden vaak tussen 6.00 en 8.00 uur, geen problem.
Eigen initiatief
Nederlandse spelers volgen braaf hun trainingen, maar doen weinig extra’s. Uitzondering hierop zijn de strafcornertrainingen, want die zijn leuk! Dat is volgens Annan niet voldoende om de top te halen. ‘In Nederland zie je zelden spelers zelfstandig trainen om de individuele skills te verbeteren. Hier wordt al snel geklaagd over de trainingstijden. In Australië trainden we vaak tussen 6.00 en 8.00 uur. In de ochtend dus! Voordat we naar het werk gingen.’
Australische spelers maken volgens Annan hun eigen planning. ‘Vervolgens hebben ze contact met de coach om hiermee aan de slag te gaan. In Nederland is dat ondenkbaar! Hier wachten de spelers totdat de trainer een opdracht geeft. De conditie bijhouden in de zomervakantie is voor velen te veel gevraagd, terwijl dat in Australië gewoon een gegeven is. Nederlandse spelers mogen zichzelf hier meer op aanspreken.’
Sommige spelers zijn vergeten waar ze vandaan komen.
Handen uit de mouwen
Spelers uit de Rabo Hoofdklasse hebben veelal een contract met de club waar ze spelen. In die overeenkomst staan vaak de tegenprestaties beschreven, bijvoorbeeld dat de speler van het eerste elftal tevens een jeugdteam traint of coacht. Er zijn echter ook tal van spelers die zich niet actief inzetten voor de club. Tot verbazing van Annan. ‘Eigenlijk is dit te gek voor woorden. Ik heb veel moeite met spelers die veel geld vragen, maar niets doen voor de club. Ze zijn vergeten waar ze vandaan komen. Ze kijken niet terug met de vraag: wie heeft mij geholpen met mijn huidige succes? Ze realiseren zich onvoldoende dat veel vrijwilligers hen ook geholpen hebben toen ze nog jeugdspeler waren.’
Annan durft te beweren dat veel spelers – de goeden daargelaten – onvoldoende besef hebben in wat voor luxe zij leven. ‘De hockeysituatie in Nederland is uniek; die vind je echt nergens!’
Overigens is het gouden Hockeyroos-team van 1996 onlangs gevraagd om zich in te zetten voor het Australische hockey. ‘Onder meer door promotie te maken op scholen’, aldus Annan. ‘En niemand heeft daar nee tegen gezegd. Gelukkig zie ik in Nederland ook positieve uitzonderingen. Zo lopen er jongens bij Amsterdam Heren 1 die trots zijn op hun club. Spelers die bereid zijn hun handen uit de mouwen te steken. Ik hoop dat zij anderen hiermee kunnen enthousiasmeren.’
Eén team, één doel
Net zoals in Nederland bepalen ook in Australië het team en de coach gezamenlijk de doelstellingen. Daarna is het aan de coach om de weg naar het doel te bepalen. Annan: ‘Hier wordt veel gediscussieerd om te discussiëren. In Australië worden met elkaar afspraken gemaakt en dan is de discussie gesloten. Binnen de kaders die de begeleiding aangeeft is er ruimte voor individueel initiatief. Bijvoorbeeld freestyle trainen (eigen onderwerpen inbrengen of vragen om specialisten).
‘Ook was er, in de periode dat het team bij elkaar was, elke maandag een evaluatie tussen staf en team’, blikt Annan terug op haar eigen interlandloopbaan. ‘Dan werd er feedback gevraagd hoe de spelers de voorgaande week hadden ervaren en wat hun wensen waren. Het ging zelfs zo ver dat er maandelijks aan elk selectielid gevraagd werd om de optimale teamsamenstelling op papier te zetten. En nee, strategische keuzes waren niet moeilijk. Daar werd snel doorheen geprikt, doordat we allemaal een lange periode heel close met elkaar waren. Dan wist de begeleiding ook wel wat de emotionele voorkeuren waren. De spelers konden ideeën inbrengen, maar de coaches namen de uiteindelijke beslissing. Die hiërarchie was heel duidelijk. Ik heb dit ervaren als een geweldig systeem. Want iedereen had één gezamenlijk doel.’
Spelers konden ideeën inbrengen, maar de coaches beslisten.
Patronen versus principes
Annan vervolgt: ‘In Nederland acteren spelers niet zelfstandig genoeg. De coach is langs de lijn heel dominant. Je ziet bij problemen in het veld de spelers vragend naar de dug-out kijken. De coach wil hier aan alle touwtjes tegelijk trekken. Het liefst zou hij alle spelers met een afstandsbediening willen aansturen. Alles wordt tot in detail uitgewerkt. Afspraken zijn heel strak vastgelegd. Als de bal bij speler A is dan moet speler B precies weten wat hij moet doen. Ruimte voor eigen inzicht en creativiteit is minimaal.
‘Wat overigens grappig is, is dat juist de nationale teams uit Nederland gezien worden als sprankelend en creatief. Meestal wordt ‘op de aanval spelen’ verward met ‘creatief’. Daar zit echter een verschil van dag en nacht tussen. Kortom, in Nederland wordt veel volgens patronen getraind. Terwijl het spel best simpel is: voorkom dat de tegenstander scoort en probeer zelf een doelpunt te maken. In Australië worden een paar basiselementen afgesproken en werken we veel meer volgens principes. Het is vervolgens aan het team om in het veld zelf de goede oplossing te kiezen.’
Nederlandse spelers acteren niet zelfstandig genoeg.
Aandacht voor de basis
Annan verbaast zich over de hoeveelheid technieken die in de kaartenbak van de KNHB te vinden zijn. ‘Kinderen kunnen vaak de gekste technieken, maar ze kunnen amper normaal een bal aannemen. De effectiviteit is ver te zoeken. In Australië sta je gerust een uur te trainen op één techniek. Er wordt niet zozeer gekeken hoe je aanneemt, als je de bal maar aanneemt.’
De voormalig international heeft hier zelf ook vele uren in gestopt. ‘Bij mij lag het accent op hoe snel ik na de aanname mijn vervolgactie kon inzetten. Ik kreeg dan van alle kanten keiharde ballen aangespeeld, met de opdracht deze simpelweg aan te nemen. Om er daarna nog iets effectiefs mee te doen. Hier zie ik dat spelers te veel bezig zijn met hoe mooi ze kunnen aannemen. Ik durf te beweren dat veel spelers niet weten welke techniek je op welke plek in het veld het best kunt gebruiken. Ze zijn te veel met de uitvoer bezig en te weinig met het nut.’
Als trainer hamert Annan erg op de basistechnieken. ‘Want laten we eerlijk zijn: het team dat de basis het best beheerst, wint de wedstrijd. Train daarom de basics – aannemen, dribbelen en passen – en niet de circustrucjes. Leer spelers de basis op een steeds hoger tempo uit te voeren. Waarom was Pakistan in het verleden zo sterk? Omdat de basis zo goed verzorgd was. Ze deden geen trucjes, maar voerden hun technieken perfect uit.’
Train de basis en niet de circustrucjes.
Tweezijdig hockey
Een andere constatering van Annan is: ‘Hoe vaak zie je op het trainingsveld een oefening waarbij een paar aanvallers een verdediger proberen te passeren en te scoren? Zodra de verdediger dan de bal heeft, is de oefening afgelopen. Je kunt hier veel meer van maken! Zorg ervoor dat de spelers in de oefening nooit stilstaan. Borduur voort op de aanval.
‘Bijvoorbeeld: de verdediger die de bal afpakt, speelt meteen met een extra verdediger een 2:2 tegen de twee aanvallers richting een goal op de middenlijn. Zo leren spelers om direct om te schakelen en meteen weer een aanval op te zetten. Dit noem ik tweezijdig hockey: we vallen aan én we verdedigen. Australië is zeer sterk in omschakelingen, iets waar Nederland nog veel laat liggen.’
De beste ideeën komen van de spelers zelf.
In Australië sta je gerust een uur te trainen op één techniek.
Betrokken en zelfstandige spelers
Wat we ook van de Australische aanpak kunnen leren: maak de spelers meer betrokken. Want, zegt Annan: ‘Betrokken en zelfstandige spelers weten precies wat het best voor hen is; de beste ideeën komen van de spelers zelf. Zorg er daarom als begeleiding voor dat spelers zelfstandig worden. En maak geen oefeningen omdat jij die als trainer top vindt, maar luister goed naar de wensen en input van jouw eigen spelers.’
Dat is wat Annan komend seizoen als eindverantwoordelijke bij het eerste damesteam van Amsterdam gaat doen. De afgelopen twee jaar heeft ze – samen met coach Taco van den Honert – veel van haar gedachtegoed geïntroduceerd bij Amsterdam Heren 1 (situatie in juni 2012-red.). Zo is de ploeg gestart met het vrije uurtje trainen, het zogenaamde freestyle trainen. Spelers geven hun wensen aan en trainen op onderdelen waar ze zelf mee aan de slag willen. Tijdens het seizoen hadden de Heren 1-spelers de mogelijkheid om individueel met Annan aan de slag te gaan op een moment dat het hen goed uitkwam. ‘Ik was daarvoor twee uur per week beschikbaar. Als dat betekent dat we om 6.00 uur in de ochtend in het Wagener Stadion moeten staan, dan sta ik met heel veel plezier op’, aldus een bevlogen Annan.
Het is makkelijk je aan regels te houden als er niet veel regels zijn.
Bewust en onbewust
Door het systeem in Australië worden spelers gedwongen zelfstandig te werken (individuele trainingen, feedback geven aan de staf) en keuzes te maken (bijvoorbeeld wel of niet verhuizen). Daardoor zijn ze mentaal veel meer betrokken bij het proces en denken ze veel meer mee.
Annan: ‘In Nederland is het consumentisme nadrukkelijk aanwezig. Australische spelers zijn veel zelfstandiger. Daardoor is het maken van veel regels niet nodig, omdat je als speler vanuit jezelf al veel aanpakt. En het is makkelijk je aan regels te houden als er niet veel regels zijn.
Om in een wedstrijd de goede keuzes te kunnen maken, is het van belang dat je bewust leert. Dat wil zeggen dat je weet waarom je iets doet en dat je situaties herkent. Vervolgens kun je hetgeen je geleerd hebt onbewust toepassen in de wedstrijd. Daardoor heb je niet veel tijd nodig om jouw keuze te maken. Dit is in Australië beter in balans.’
Prikkel spelers om zelfstandig oplossingen te vinden.
Jong geleerd is oud gedaan
Tot slot wil Annan de Nederlandse trainers nog een tip geven. ‘Er wordt nog te veel gezegd wat je wel en wat je niet mag doen. Bij de jeugd zie je vaak dat een trainer de kinderen een opdracht geeft voor een oefening. Op een gegeven moment vinden de kinderen een andere oplossing. Dit wordt dan regelmatig gecorrigeerd, omdat de trainer zijn eigen oplossing bedacht heeft. Prikkel spelers juist om zelfstandig oplossingen te vinden. Dan zie je dat spelers op termijn veel meer eigen verantwoordelijkheid nemen.’
Het plezier is terug!
Taco van den Honert is sinds 2010 hoofdcoach bij de heren van Amsterdam. De afgelopen twee seizoenen werkte hij met Alyson Annan aan zijn zijde. Heeft de coach de ‘Australische slag’ zien ontstaan bij zijn ploeg? ‘Wij zijn druk bezig geweest om meer verantwoordelijkheid te leggen bij de spelers zelf. Zo hebben we de freestyle training geïntroduceerd, waarbij spelers zelf kunnen aangeven waaraan ze willen werken. Ook bereidt een tweetal spelers de teambespreking voor. Ik kan je verzekeren: ze maken er een spektakel van. De betrokkenheid in de groep is enorm toegenomen. Ook in het veld zie je dat de spelers meer hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Na de training staan speler opeens weer door te trainen. Het grootste winstpunt is dat het plezier van de groep afdruipt!’ Met twee landstitels op rij als bekroning.