De (on)mogelijkheden van beoordelen en selecteren in de hockeysport door Niels Papen

Beoordelen en selecteren in de hockeysport. Vrijwel elke hockeyclub heeft ermee te maken. Het lijkt soms zo eenvoudig, maar niets is minder waar. Waarom beoordelen we eigenlijk? Wat is de functie ervan? Kun je mentale weerbaarheid beoordelen? Aan welke voorwaarden moet een beoordeling voldoen? En als we beoordelen, waar letten we dan op? Met inzichten uit de wetenschap, in combinatie met ervaringen uit de praktijk, wordt in dit artikel getracht antwoord te geven op deze vragen. Al snel zal blijken dat het beoordelen van de hockeysport veel dilemma’s met zich meebrengt en mede daardoor zeer complex is. Naast het beantwoorden van de bovenstaande vragen worden enkele dilemma’s besproken om vervolgens een vertaalslag te maken naar concrete handvatten die bruikbaar zijn in de praktijk, met aanbevelingen voor het opstellen van regels voor het nieuwe seizoen.

Foto: Willem Vernes

Het beoordelen van spelers kan worden gezien als een methode om de (leer)prestaties van spelers te waarderen. Als het gaat om beoordelen zijn er grofweg vier verschillende vormen te onderscheiden. Allereerst kan er formatief en summatief beoordeeld worden. Bij een formatieve beoordeling wordt er informatie verzameld om inzicht te krijgen waar een speler zich op dat moment in het leerproces bevindt. Met deze informatie wordt de ontwikkeling van een speler in kaart gebracht, met als doel om deze ontwikkeling te verbeteren. Voor zowel de trainer als de speler worden sterke en verbeterpunten van de speler inzichtelijk. De trainer kan hierdoor gericht feedback geven en waar nodig trainingen aanpassen om de ontwikkeling te stimuleren. De speler weet waar hij zich op dat moment in het leerproces bevindt en wat er moet gebeuren om beter te worden. Formatief beoordelen is dus bedoeld om spelers verder te helpen in hun ontwikkeling en vindt plaats gedurende het trainingsproces.

Een andere vorm van beoordelen is summatief beoordelen. Hierbij is het doel om de prestatie van een speler aan het einde van een periode te beoordelen. Het is een moment waarbij een speler laat zien of hij de getrainde vaardigheden beheerst. Voorbeelden van een summatieve beoordeling zijn selectietrainingen en -wedstrijden of een ‘alles-of-niets-wedstrijd’. Vaak worden op basis van dergelijke beoordelingen beslissingen genomen zoals het al dan niet selecteren voor bijvoorbeeld een selectieteam.

Naast een formatieve en summatieve beoordeling is er nog een ander onderscheid te maken. Enerzijds kunnen spelers worden beoordeeld in relatie tot een vooraf bepaald doel of een vastgestelde norm. Een speler kan bijvoorbeeld als doel hebben gesteld dat hij op het einde van het seizoen een hoge bal kan spelen over een kwart veld. Daarnaast kan ook een trainer/coach bepalen waaraan spelers op het einde van het seizoen moeten voldoen.

Anderzijds kunnen spelers worden beoordeeld in vergelijking met andere spelers. Voor de ene speler kan het spelen van een hoge bal over een kwart veld een hele prestatie zijn, terwijl een andere speler met gemak over een half veld speelt. Het niveau van de beste speler bepaalt dan de norm.

Het beoordelen van spelers kan worden gezien als een methode om de (leer)prestaties van spelers te waarderen

1.1 Beoordelen in de hockeysport
Beoordelen heeft als doel om de persoon die wordt beoordeeld verder te helpen in zijn ontwikkeling. Spelers zijn erbij gebaat om enerzijds voldoende uitgedaagd te worden om beter te worden in de sport. Anderzijds speelt ook voldoende succesbeleving een belangrijke rol. Het beter worden in een sport heeft namelijk invloed op het plezier van spelers en vice versa. Door spelers te beoordelen, wordt inzichtelijk waar de uitdaging ligt voor spelers en in welke omgeving ze dat het beste kunnen trainen.

Binnen de hockeysport kan er zowel formatief als summatief beoordeeld worden. Formatief beoordelen is bijvoorbeeld zeer geschikt om de ontwikkeling te stimuleren van spelers en is goed te combineren met een beoordeling op basis van een vooraf bepaald doel. Spelers kunnen (eventueel samen met een trainer/coach) doelen stellen waar ze komend seizoen aan gaan werken. Daarnaast geeft een formatieve beoordeling inzicht in de ontwikkeling die een speler heeft doorgemaakt door de jaren heen. De uitvoering van een formatieve beoordeling kan worden gedaan door trainers en coaches, maar ook door de spelers zelfs. Spelers die doelen stellen, reflecteren op hun leerproces en plannen maken om beter te worden, blijken zich over het algemeen sneller te ontwikkelen dan spelers die dat niet doen. Een formatieve beoordeling zegt echter niks over het niveau van een speler in vergelijking met andere spelers. Een summatieve beoordeling daarentegen is wel geschikt om deze vergelijking te maken. Zo kan de beste aanvaller van C2 wellicht moeilijk meekomen met de minst competente aanvaller van C1. Of de beste aanvaller van C2 blijkt makkelijk mee te komen met de beste aanvaller van C1. Uiteindelijk kan op basis van een summatieve beoordeling een teamindeling worden gemaakt.

Beoordelen heeft als doel om de persoon die wordt beoordeeld verder te helpen in zijn ontwikkeling

Foto: Willem Vernes

2 Voorwaarden voor het uitvoeren van beoordelingen
De verschillende vormen van beoordelen zeggen nog vrijwel niks over de voorwaarden waaraan een beoordeling moet voldoen. Vanuit wetenschappelijk oogpunt dient een beoordeling betrouwbaar en valide te zijn. Daarnaast zijn er veel andere (praktische) voorwaarden waarmee rekening gehouden kan worden. Hoewel er geen universele set aan voorwaarden is voor beoordelingen, wordt in dit artikel gebruik gemaakt van de zogenoemde vier D’s. Dit betekent dat een beoordeling:
1) Docent (trainer-)onafhankelijk (betrouwbaar)
2) Dekkend (valide)
3) Doorzichtig en
4) te Doen moet zijn.

Deze voorwaarden worden veelal gebruikt binnen het (bewegings)onderwijs en zijn ook zeer geschikt om hockeyspelers te beoordelen. Bovendien kunnen de voorwaarden worden gehanteerd bij de verschillende vormen van beoordelen. Hoewel de vier D’s als richtlijn gehanteerd kunnen worden, leveren ze ook een aantal dilemma’s op. Het is namelijk onmogelijk om aan alle voorwaarden te voldoen. Soms moeten er keuzes gemaakt worden waarvan je weet dat de ene voorwaarde ten koste gaat van de ander. In dit hoofdstuk worden de vier D’s en de dilemma’s die daarmee gepaard gaan kort besproken. Aansluitend wordt een praktische vertaalslag gemaakt naar hoe de voorwaarden gewaarborgd en toegepast kunnen worden bij het beoordelen van hockeyers.

2.1 Een docent (trainer-)onafhankelijke beoordeling (betrouwbaar)
Het eerste criterium waaraan een beoordeling moet voldoen is ‘betrouwbaarheid’. Er is sprake van een betrouwbare beoordeling als een herhaling van een beoordeling tot dezelfde uitkomsten zal leiden, ongeacht de beoordelaar en omstandigheden. Wat het lastig maakt om aan dit criterium te voldoen is dat veel trainers en coaches beoordelen op basis van observaties. Dit is een logische keuze aangezien zij vaak op het veld staan en spelers een aantal keer per week zien hockeyen. Echter, wanneer er beoordeeld wordt middels een observatie kan de betrouwbaarheid eenvoudig in het geding komen. Voorkennis, interpretatie, verwachtingen en de gemoedstoestand van een beoordelaar kunnen (onbewust) richtinggevend zijn voor een beoordeling. Bij een betrouwbare beoordeling mogen deze factoren echter niet van invloed zijn. Hoewel het onmogelijk lijkt om geheel objectief te zijn tijdens het observeren, zijn er verschillende maatregelen te nemen om de betrouwbaarheid ten goede te laten komen. Deze maatregelen worden in de volgende paragrafen besproken.

2.1.1 Beoordeel met dezelfde maatstaven
De betrouwbaarheid van een beoordeling kan worden vergroot door met gelijke maatstaven te beoordelen. Probeer daarbij te voorkomen dat de ene beoordelaar werkt met plusjes en minnetjes, terwijl de ander beoordeeld met onvoldoende, voldoende, goed. Door met dezelfde maatstaven te werken kan er eenvoudig een vergelijking worden gemaakt met voorgaande jaren en/of met andere spelers. Op basis van verschillende pilots die door de KNHB zijn uitgevoerd, wordt de voorkeur gegeven om gebruik te maken van een vierpuntsschaal. Door het ‘veilige midden’ van een vijfpuntsschaal weg te halen, dwing je de beoordelaars om een keuze te maken. Dit zorgt er weer voor dat de verschillen tussen spelers beter aan het licht komen. Om de verschillen nog beter te duiden, kan de vierpuntsschaal worden ingedeeld met de cijfers 1, 3, 4 en 6. Dit betekent dat de hoogste score 6 punten oplevert en de laagste score 1. Bij positieve twijfel krijgt een speler 4 punten en bij negatieve twijfel 3 punten. Het voordeel hiervan is dat de sterke en zwakke punten van een speler sterk naar voren komen. Uiteindelijk gaat het er om wat een speler heel goed kan. Een team heeft namelijk verschillende kwaliteiten nodig. In figuur 1 is een beoordeling te zien van een willekeurige selectietraining. Tijdens die selectietraining zijn er in totaal vier oefeningen uitgevoerd waarbij 8 onderdelen van het hockeyspel door 12 beoordelaars zijn beoordeeld. Wat doe je bijvoorbeeld met speler 16 die over het algemeen laag scoort, maar als het gaat om cirkelgedrag de op één na hoogste score heeft? Wanneer je op zoek bent naar een goede spits kan dit zomaar een aanwinst zijn voor een team.

Figuur 1: Voorbeeld beoordeling selectietraining

2.1.2 Formuleer beoordelingscriteria
Een cijfer krijgt past betekenis als je weet op welke vaardigheden het betrekking heeft. Om de betrouwbaarheid ten goede te laten komen, is het waardevol om de cijfers te koppelen aan helder geformuleerde beoordelingscriteria. Om deze criteria te formuleren, is er aan alle jeugdbondscoaches gevraagd waar zij naar kijken als zij spelers moeten beoordelen/selecteren. Op basis van de input die is ontvangen, is geprobeerd het hockeyspel te duiden in een model (figuur 2). Vervolgens zijn er criteria geformuleerd waarmee het hockeyspel beoordeeld kan worden. In de deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven over het model en de bijbehorende criteria.

Figuur 2: Het hockeyspel in een model gegoten

Het hockeyspel is allereerst te vereenvoudigen tot Balbezit, Niet-balbezit en Omschakelen.
Deze elementen vormen de basis van het bovenstaande model. Daarnaast wordt er in balbezit onderscheid gemaakt tussen de speler met bal en de spelers zonder bal. Uiteindelijk heeft een team balbezit, waarbij enkel één speler de bal daadwerkelijk heeft. Een vergelijkbaar onderscheid is ook gemaakt wanneer er sprake is van niet-balbezit. Eén of twee spelers verdedigen vaak de persoon met de bal. De overige spelers positioneren zich op basis van wat het spel vraagt. Tot slot is er onderscheid gemaakt bij de omschakeling. Wanneer de bal wordt veroverd is er sprake van balwinst. Indien de bal wordt verloren is er sprake van balverlies. Tijdens een hockeywedstrijd bevindt een speler zich te allen tijde in één van de onderscheiden elementen.

Op basis van het model is er vervolgens geprobeerd om criteria te omschrijven per onderdeel (bijvoorbeeld het onderdeel ‘aannemen’). Bij het aannemen van de bal zijn er bijvoorbeeld twee criteria telkens van belang. De eerste is dat spelers in staat dienen te zijn om de omgeving te scannen vóór het aannemen van de bal. Het tweede criterium is dat spelers met zo min mogelijk handelingen de bal aan kunnen nemen waardoor de vervolgactie snel kan worden ingezet. Er is getracht om elk criterium op vier niveaus te omschrijven. Dit bleek echter zeer complex te zijn en bovendien onhaalbaar in de praktijk. Er is daarom gekozen om elk criterium op te splitsen naar het laagste en het hoogste niveau. Het laagste niveau van het eerste criterium kan worden omschreven als: ‘De speler kijkt niet óf heeft niet gekeken naar zijn omgeving bij het aannemen van de bal’. Het hoogste niveau als: ‘De speler is in staat om te kijken naar zijn omgeving vóórdat hij de bal aanneemt’. Het laagste niveau van het tweede criterium kan worden omschreven als: ‘De speler heeft drie of meer handelingen nodig om de bal aan te nemen’. Het hoogste niveau als: ‘De speler is in staat om in één handeling de bal aan te nemen’. Middels de eerder besproken vierpuntsschaal (die is ingedeeld met de cijfers 1, 3, 4, 6) kan er relatief eenvoudig worden bepaald op welk niveau een speler zich bevindt. Indien een speler in staat is om het hoogste niveau te laten zien, scoort hij 6 punten. Laat een speler het laagste niveau zien dan scoor hij 1 punt. Bij positieve twijfel 4 punten en bij negatieve twijfel een 3 punten. Deze vorm van beoordelen kan heel bruikbaar zijn in de praktijk en dwingt beoordelaars tevens om gericht te kijken naar het hockeyspel.

Blijf er wel van bewust dat een speler in de C4 het hoogste niveau kan halen binnen zijn team, terwijl dezelfde speler in C1 mogelijk lager scoort omdat het speeltempo daar hoger is. Dit onderstreept wederom het belang van selectietrainingen waarin spelers uit verschillende teams met elkaar worden vergeleken. Waar het model geen rekening mee houdt is de strafcorner en de keepers. Beide onderdelen zijn natuurlijk ook zeer belangrijk en dienen apart te worden beoordeeld. In bijlage 1 vind je een ‘Kijkwijzer’ waarin voor vrijwel alle elementen uit het model niveaus zijn geformuleerd. Bekijk hier Bijlage-1-Kijkwijzer.pdf

Een cijfer krijgt pas betekenis als je weet op welke vaardigheden het betrekking heeft

2.1.3 Meerdere beoordelaars
Als er van de 10 personen 8 met een gelijke beoordeling komen, is de betrouwbaarheid groter dan wanneer er 1 persoon iets beoordeelt. Laat beoordelaars dan ook afzonderlijk van elkaar beoordelen, zonder daarbij overleg te plegen met elkaar. Achteraf kunnen overeenkomsten en/of verschillen worden besproken. Als er discussie is of een speler wel of niet geselecteerd moet worden, kun je ervoor kiezen om ‘omgekeerd te discussiëren’. Stel, beoordelaar 1 vindt dat speler 6 geselecteerd moet worden. Beoordelaar 2 is het daar niet mee eens en vindt dat speler 10 geselecteerd moet worden. Laat beoordelaar 1 dan de sterke punten van speler 10 benoemen en beoordelaar 2 de sterke punten van speler 6. Door omgekeerd te discussiëren worden de kwaliteiten van een speler benadrukt. Op basis van de kwaliteiten van een speler kan er vervolgens een keuze worden gemaakt in welk team de spelers het beste tot hun recht komen.

2.2 Een dekkende beoordeling (valide)
Met validiteit wordt bedoeld dat een meetinstrument werkelijk meet wat het zou moeten meten. Dit kan heel eenvoudig zijn als je wilt weten hoe ver een speler een hoge bal kan spelen. Je laat een speler een hoge bal spelen, meet de afstand en je hebt een valide meting. In de hockeysport gaat het echter niet alleen om de beheersing van motorische vaardigheden zoals het spelen van een hoge bal. Het is ook van belang om de hoge bal te kunnen spelen binnen de context van het hockeyspel. Kortom, het hebben van spelinzicht is naast de motorische vaardigheden een belangrijk onderdeel om het hockeyspel te kunnen spelen. Het lastige is alleen dat spelinzicht moeilijk valide te beoordelen is. Bij spelinzicht gaat het namelijk o.a. over het maken van de juiste keuzes binnen spelsituaties. Maar wat is de juiste keuze? Je zou kunnen zeggen dat de juiste keuze sterk gepaard gaat met het halen van rendement zoals scoren, het creëren van balbezit of een pass geven die aankomt bij de medespeler. Maar wat als een speler 10 keer een perfecte pass geeft en 9 keer zijn medespelers in de problemen brengt? Dan is het rendement hoog, maar is het een verkeerde keuze. Daarnaast kun je de juiste keuze maken, terwijl het niks oplevert of een verkeerde keuze maken die wel wat oplevert. Het dilemma dat zich hier voordoet is dat losse motorische vaardigheden beter geschikt zijn om valide te beoordelen, maar minder wedstrijdgericht zijn. Terwijl spelinzicht meer wedstrijdgericht is, maar moeilijk om valide te beoordelen.

2.2.1 Beoordeel techniek en spelinzicht
Techniek en spelinzicht sluiten elkaar niet uit, maar zijn essentieel in het hockeyspel. Het advies is dan ook om zowel techniek als spelinzicht te beoordelen. Bij het beoordelen van techniek gaat het niet zozeer om de ideale beweging maar om de uitkomst van de beweging. Het is namelijk onhaalbaar om alle technieken te beoordelen op de uitvoering. Bovendien is het lastig om de ideale techniek te definiëren aangezien techniek pas functioneel wordt als je het kan toepassen in de context van het hockeyspel. De kans dat binnen die context de ideale techniek wordt toegepast, is zeer klein. Tevens blijkt dat geen enkele beweging hetzelfde is waardoor het beoordelen ervan lastig wordt. Indien je het passen van spelers wilt beoordelen, dan zou je dat als volgt kunnen doen. Om in lijn te blijven met de eerdergenoemde niveaus kan het hoogste niveau van een pass worden omschreven als: ‘De speler is in staat om de bal op de juiste snelheid te passen naar de plek waar de medespeler de bal wil hebben’. Het laagste niveau kan worden omschreven als: ‘De speler is niet in staat om de bal met de juiste snelheid te passen én niet in staat om de bal te passen naar de plek waar de medespeler de bal wil hebben’.

Door naar de uitkomst van een techniek te kijken, is het mogelijk om verschillende passtechnieken te beoordelen. Laat spelers bijvoorbeeld een passoefening uitvoeren waar ze de ene keer moeten slaan, de andere keer moeten flatsen en later een duwpass moeten uitvoeren. Bij elke vorm van passen kunnen de hiervoor genoemde niveaus worden gebruikt om te beoordelen. Dat zorgt ervoor dat een beoordeling haalbaar blijft. Tevens kunnen er situaties worden gecreëerd waarbij de speler die passt, moet reageren op de speler die de bal gaat aannemen. Laat de speler die bal gaat aannemen bijvoorbeeld vanaf een bepaald punt in het veld diep, breed of in de bal lopen. De speler die passt, speelt de bal dan uit de loop naar de plek waar de medespeler de bal wil hebben.

Naast het beoordelen van techniek speelt spelinzicht ook een belangrijke rol. Spelinzicht is door de hoeveelheid keuzes die een speler kan maken echter lastig te vertalen naar heldere criteria. Het beoordelen van spelinzicht begint dan ook met het herkennen dat een speler meerdere goede keuzes kan maken. Dit kan betekenen dat de keuze die een speler maakt, kan verschillen met de keuze die de beoordelaar zou maken. Tevens kunnen verkeerde keuzes soms meer opleveren dan het maken van altijd de juiste keuze. Wat heb je bijvoorbeeld liever? Een speler die een bal 10 keer breed of terugspeelt, balbezit houdt en geen aanvallende dreiging creëert? Of een speler die van de 10 keer ook 6 keer de één tegen één aangaat, 3 keer de bal verliest, maar waaruit 3 scoringskansen worden gecreëerd? Maak bij het beoordelen (van spelinzicht) zoveel mogelijk gebruik van beoordelaars die veel hockeyervaring/knowhow hebben. Zij zijn vaak goed in staat om te beargumenteren waarom bepaalde keuzes al dan niet geschikt zijn in verschillende spelsituaties.

Spelinzicht is door de hoeveelheid keuzes die een speler kan maken echter lastig te vertalen naar heldere criteria

Foto: Frank Uijlenbroek

2.3 Een doorzichtige beoordeling
Dit criterium gaat over de transparantie van een beoordeling. Daarmee wordt bedoeld dat iedereen die betrokken is bij een beoordeling op de hoogte zou moeten zijn hoe en waarop er beoordeeld wordt. Door als club te laten zien dat er zo eerlijk mogelijk beoordeeld wordt, kan er een hoop onrust worden voorkomen. Durf daarbij keuzes te maken en beargumenteer waarom je die keuzes maakt. Er wordt vaak al meer begrip getoond door leden als een vereniging een doordacht plan heeft hoe spelers worden beoordeeld/geselecteerd.

Door als club te laten zien dat er zo eerlijk mogelijk beoordeeld wordt, kan er een hoop onrust worden voorkomen

2.4 Een haalbare beoordeling
Het laatste criterium gaat over de haalbaarheid van beoordelen. Grondig beoordelen kost relatief veel tijd. Om een speler op één onderdeel van het hockeyspel goed te kunnen beoordelen heb je misschien wel 10 minuten nodig. Dit betekent, als de groep uit 40 spelers bestaat, dat een beoordeling zo’n 6,5 uur in beslag neemt. Die aaneengeschakelde tijd is er vaak niet. Daarnaast moet altijd in acht worden genomen dat het voor de spelers ook fysiek haalbaar moet zijn. In de volgende paragrafen volgt een aantal tips om toch tot een grondige beoordeling te komen.

2.4.1 Beoordeel op meerdere momenten
Plan meerdere beoordelingsmomenten gedurende en aan het einde van een seizoen. Gedurende het seizoen kan er formatief beoordeeld worden. Door 2 tot 4 beoordelingsmomenten tijdens het seizoen te plannen, wordt de ontwikkeling van een speler in kaart gebracht en weet hij waaraan hij kan werken. Aan het einde van het seizoen vinden er veelal selectietrainingen plaats (een summatieve beoordeling). Probeer de selectietrainingen ook over 2 tot 3 dagen te verspreiden. Dit creëert meer tijd om spelers te beoordelen waardoor er een completer beeld ontstaat van de hockeycapaciteiten van spelers.

2.4.2 Maak keuzes waarop je beoordeelt
Het is onmogelijk om alle onderdelen van het hockeyspel te beoordelen. De ervaring leert tevens dat beoordelaars het al lastig genoeg vinden om in 15 minuten tijd, 10 spelers te beoordelen op 2 onderdelen van het hockeyspel. Maak als club daarom een keuze waarop je spelers wilt beoordelen. Je kunt daarvoor gebruik maken van het eerder besproken model in dit artikel. Stel, je kiest als club om 3 selectietrainingen te organiseren. Dan kun je de eerste selectietraining indelen in 4 stations waarbij de volgende onderdelen worden beoordeeld:
1) Passen en aannemen
2) Passeren en afpakken
3) Cirkelgedrag
4) Lopen met de bal.

Zet bij elk onderdeel 3 beoordelaars die enkel letten op de bijbehorende onderdelen. Elk onderdeel duurt maximaal 20 minuten en daarbij zijn ongeveer 10 spelers actief. Deze indeling zorgt ervoor dat beoordelaars specifiek kunnen beoordelen. Tijdens een tweede selectietraining kan er bijvoorbeeld worden gekozen voor meer spelvormen. Denk daarbij aan: omschakelen, 2 tegen 1 verdedigend (sturen/dubbelen) en kleine óf grote partijvormen. Bij een derde selectietraining kan er worden gekozen voor grote partijvormen. Wissel daarbij regelmatig de teams zodat er telkens met verschillende spelers wordt samengespeeld. Verwacht kan worden dat er op basis van 3 selectietrainingen een redelijk goed beeld ontstaat van de spelers en hoe die zich qua spelniveau tot elkaar verhouden.

Figuur 3: Voorbeeld indeling selectietraining

2.4.3 Maak gebruik van digitale middelen
We leven in een tijd waarin de digitale wereld zich zeer snel ontwikkelt. Om alle beoordelingen overzichtelijk en snel in een Excel-bestand te krijgen, kan er bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van Google Forms. Dit is een online tool waarmee enquêtes gemaakt kunnen worden. De resultaten van de enquête worden vervolgens weergegeven in een Excel-bestand. Als voorbeeld nemen we voor het gemak de 4 stations van een selectietraining uit de vorige paragraaf. Elke beoordelaar heeft uiteindelijk van elke speler een beoordeling. Deze beoordeling is het makkelijkst te noteren op een vel papier en dient tevens als back-up bij technische problemen. Aan het einde van de selectietraining geeft elke beoordelaar zijn scores door via de digitale enquête die hij via de telefoon heeft ontvangen. De beoordelaar geeft zijn naam door, kiest het onderdeel dat hij beoordeeld heeft en vult vervolgens zijn scores in. Dit kost hoogstens 2 minuten tijd. Uiteindelijk komen alle beoordelingen in één overzicht bij elkaar (figuur 4). Dit overzicht wordt vervolgens gerangschikt van hoge naar lage scores en gebruikt als uitgangspunt voor de selectiebespreking. In bijlage 2 vind je een ‘Gebruikershandleiding’ hoe je een scoringsformulier kunt inrichten met Google Forms.
Bijlage-2-Gebruikershandleiding-Google-Forms-voor-selectietrainingen.pdf

Figuur 4: Overzicht van alle beoordelingen

2.4.4 Eenvoudige maar praktische tips
Bij het beoordelen van meerdere spelers op het veld is het nog altijd het handigst om gebruik te maken van papier en potlood. Als het regent blijft potlood namelijk altijd zichtbaar, terwijl een pen kan uitlekken. Bovendien heb je altijd een back-up indien je gebruikt maakt van digitale middelen. Gebruik tevens voor alle zekerheid een plastic mapje om het papier tegen eventuele regen te beschermen. Een andere tip gaat over de nummers die worden verdeeld over de spelers. Maak deze nummers vast aan de broek. Hierdoor kunnen er tijdens de selectietrainingen nieuwe teams worden gemaakt bij partijvormen. Het kan zomaar zijn dat een speler beter tot zijn recht komt wanneer er met andere spelers wordt gespeeld. Tot slot nog een tip over vriendjes en vriendinnetjes die bij elkaar in het team willen hockeyen. Dit moet natuurlijk kunnen. Echter wel bij de persoon die is geplaatst in het laagste team.

3 What you see is not what you get
Naast het waarborgen van de hierboven genoemde voorwaarden is er nog een aantal andere aspecten om rekening mee te houden. Zo verwoordde dr. Johan Pion op zijn lectorale rede zeer treffend: “Het nadeel van selecteren is dat een aantal atleten niet wordt geselecteerd”. Veel selectieprocedures zijn zo ingericht dat de aandacht naar een steeds kleinere groep sporters gaat. Daarbij is er veelal geen oog meer voor de niet geselecteerde sporters of de lagere teams. Er zijn verschillende argumenten te benoemen waarom elke sporter de kans moet krijgen om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen en ieder jaar de kans moet krijgen om geselecteerd te worden. Allereerst blijken talenten zich over het algemeen niet lineair te ontwikkelen. De overgrote meerderheid van (top) sporters bereikte de top via allerlei zijwegen. Daarnaast blijkt tevens dat de meeste (top) sporters te maken hebben gehad met een terugslag, zoals het niet geselecteerd worden voor een selectieteam. Mirco Pruyser en Marcel Balkestein zijn zomaar twee namen die in de jeugd niet altijd deelnamen aan selectieteams. Tevens blijkt uit een enquête die door 137 (oud) hockeyinternationals is ingevuld, dat enkel de helft de officiële opleidingsweg van de KNHB heeft gevolgd (district, Nederlands B, Nederlands A, Jong Oranje en het Nederlands Elftal). De andere helft heeft via allerlei zijwegen het Nederlands Elftal gehaald.

Er dient ook rekening gehouden te worden met de biologische leeftijd van sporters. De kalenderleeftijd van een persoon geeft namelijk niet aan waar een persoon zich in de groeiontwikkeling bevindt. Gemiddeld start de groeispurt bij meisjes rond de 12 jaar en bij de jongens rond de 14. Als de groeispurt eerder plaatsvindt dan het gemiddelde, is er sprake van een vroegbloeier. Vindt de groeispurt later plaats, dan is er sprake van een laatbloeier. Bij selectiewedstrijden wordt er veelal gelet op de actuele sportprestatie van sporters. Deze prestatie zegt echter vrijwel niks over de potentie van een sporter. Het verleden heeft al vaak aangetoond dat laatbloeiers net zo’n goede, of zelfs betere, sporters kunnen worden dan vroegbloeiers. De actuele prestatie geeft dus geen garantie voor de toekomst. In het filmpje ‘The Gold Mine Effect’ wordt het verschil tussen vroeg- en laatbloeiers treffend weergegeven. Een factor die het verschil tussen spelers uit hetzelfde kalenderjaar nog groter kan maken is het geboortemaandeffect. Een speler die op 1 januari is geboren, is bijna een jaar ouder dan een speler die op 31 december is geboren. Het geboortemaandeffect ‘opgeteld’ bij de biologische leeftijd kan ervoor zorgen dat er grote verschillen zijn tussen spelers die in hetzelfde jaar geboren zijn. Blijf daarom altijd oog houden voor de spelers die niet geselecteerd zijn. De vraag is uiteindelijk: hoe kun je hiermee omgaan binnen de club? Uiteindelijk zal er toch een teamindeling gemaakt moeten worden.

Blijf daarom altijd oog houden voor de spelers die niet geselecteerd zijn

Foto: Willem Vernes

Praktische tips
3.1 Elke speler een competente trainer
Zorg er allereerst voor dat spelers/teams die voor selectie willen gaan, net zo’n goede begeleiding krijgen als de eerstelijnsteams. Daarmee zorg je dat zowel vroeg- als laatbloeiers de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Het kan zomaar zijn dat in het tweede elftal jouw nieuwe talent zit. Het zou zonde zijn als hij zijn talent niet optimaal kan ontwikkelen door onvoldoende begeleiding. Indien een club over onvoldoende opgeleide trainers beschikt, kan er ook worden gekozen om de spelers die net zijn afgevallen voor de selectie, structureel mee te laten trainen bij het eerste team.

3.2 Een duurzame talentontwikkeling
Om tot een duurzame talentontwikkeling te komen is het wenselijk dat elke speler en speelster tot en met de D-jeugd hetzelfde opleidingsprogramma volgt in de jeugdopleiding van de vereniging waarvan de kwaliteit en omvang voor iedereen gelijk is. Daarbij staat het breed motorisch opleiden centraal, met oog voor het hockeyspel.

Meer dan eerder al is toegelicht, is het van belang dat alle spelers tot en met de D-jeugd goede begeleiding krijgen om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. In de leeftijdsfase van 6 tot en met 12 jaar blijken kinderen namelijk vaardigheden eenvoudig aan te leren. Het is daarbij aan te raden om trainingen vanuit de deliberate play gedachte vorm te geven. Dit betekent dat het vooral gaat om kinderen te enthousiasmeren voor de (hockey)sport, basisvaardigheden aan te leren, met elkaar te leren omgaan en ontdekkend en spelenderwijs het hockeyspel te leren spelen. Door kinderen zelf keuzes te laten maken en verantwoordelijkheid te geven, wordt hun creativiteit en flexibiliteit versterkt. Kinderen ontwikkelen op deze wijze een breed pallet van vaardigheden dat past bij het hockeyspel en belangrijk is voor een verdere specialisatie in de toekomst. Het is de kunst om een situatie te creëren waarin de spelers ervaren dat ze aan het spelen zijn, terwijl er onbewust veel geleerd wordt.

3.3 Het maken van een teamindeling
Een interessante vraag die opkomt is hoe er een teamindeling gemaakt kan worden, terwijl het hier bovengenoemde gedachtegoed wordt gehanteerd. Idealiter kan dit tot en met de D-jeugd worden gedaan op basis van postcode, volgorde van binnenkomst, sociale factoren (vriendjes en vriendinnetjes), leeftijd of gewoon willekeurig. Hoewel deze manieren van indelen tot en met de 8E-jeugd zeer realistisch zijn, ontstaat er een spanningsveld tussen visie en realiteit vanaf de D-jeugd. Vanaf de D-jeugd wordt de competitie namelijk ingedeeld op basis van teamprestaties en wordt de stand voortdurend bijgehouden. Het is ergens begrijpelijk dat dit inherent is met selectie op basis van prestaties. Desalniettemin blijft de belangrijkste boodschap dat elke speler recht heeft op hetzelfde opleidingsprogramma in de jeugdopleiding van de vereniging, ongeacht de keuze die een vereniging maakt om al dan niet te selecteren in de D-jeugd. Als een vereniging er toch voor kiest om in de D-jeugd te selecteren, zorg er dan voor dat alle andere D-teams net zoveel training krijgen van dezelfde kwaliteit. Een interessant alternatief is om in de D-jeugd voortdurend te streven naar een gelijke teamindeling en alle teams zo goed mogelijk te laten spelen. Dit betekent dat de D3 van de D1 zou moeten kunnen winnen en andersom. De belangrijkste vorm van beoordelen blijft tot en met de D-jeugd formatief. Hierdoor kan de ontwikkeling van een speler inzichtelijk worden gemaakt. Van daaruit kunnen trainingen worden ingericht zodat de juiste balans kan worden gevonden tussen voldoende uitdaging en succesbeleving. Beter worden in de sport heeft namelijk invloed op het plezier van kinderen en vice versa.

Vanaf de C-jeugd kan het opleidingsprogramma voor spelers worden ingericht op basis van behoeftes/motivatie. Spelers/teams kunnen bijvoorbeeld aangeven of ze prestatief of recreatief willen hockeyen. Indien teams prestatief willen hockeyen, is het aan te raden om formatief én summatief te beoordelen. Hierdoor wordt de ontwikkeling van spelers in kaart gebracht en kan er een vergelijking worden gemaakt tussen verschillende teams. Daarnaast verschuift het accent van trainingen van deliberate play naar deliberate practice. Dit betekent dat trainingen meer worden ingericht om de prestatie en specialisatie van spelers te bevorderen. Spelers/teams die graag recreatief willen hockeyen, verdienen natuurlijk ook blijvend de aandacht binnen een vereniging. Hoewel het presteren en specialiseren bij recreatieve teams minder centraal staat, hebben zij ook recht op voldoende en kwalitatief goede trainers en materiaal. De grootste groep leden van een vereniging is namelijk de groep die buiten de selectie valt. Deze groep wordt snel ‘vergeten’, maar vormt misschien wel de kern van je vereniging. Voor het behoud van leden is het daarom cruciaal om alle teams serieus te nemen en ze waar mogelijk te voorzien in hun behoeftes. Een vereniging is er uiteindelijk om te verenigen, voor en door leden, van de breedte tot aan de top.

Door kinderen zelf keuzes te laten maken en verantwoordelijkheid te geven, wordt hun creativiteit en flexibiliteit versterkt

Foto 5: Koen Suyk/Willem Vernes

3.4 Geef iedereen een kans
Geef iedereen een kans om geselecteerd te worden. Om het overzichtelijk te houden, kunnen de teams in bijvoorbeeld twee of drie groepen verdeeld worden tijdens de selectieprocedure. In groep 1 zitten alle spelers van de eerste twee teams. In groep 2 zit het derde en vierde team en in groep 3 zit het vijfde en zesde team. Daarbij mogen de trainers en coaches van het derde t/m het zesde team een (aantal) speler(s) aanwijzen die in groep 1 of 2 mee mogen doen voor de selectie. Dit betekent dat een speelster van meisjes C6 bij groep 1 mag aansluiten indien de trainer/coach verwacht dat zij kans maakt om geselecteerd te worden voor de eerste twee teams. Hierdoor krijgt elke speler een kans om geselecteerd te worden. In plaats van de trainer/coach kan deze keuze ook worden gemaakt door een Technische Commissie, selectiecommissie, Technisch Manager, et cetera. Bovendien blijft het voor de selecteurs overzichtelijk en haalbaar om te beoordelen.

3.5 Houd rekening met de (biologische) leeftijd
Geef elke speler een nummer en verdeel deze op basis van leeftijd. Geef de jongste speler bijvoorbeeld nummer 1, de op één na jongste speler nummer 2, enzovoorts. Hierdoor kan bij de bespreking eenvoudig rekening gehouden worden met het geboortemaandeffect. Wat doe je bijvoorbeeld met twee spelers die een gelijke score hebben, terwijl de ene speler een eerstejaars C is en in januari geboren en de andere speler een tweedejaars C is en in december geboren? Een eenvoudige manier om de fysieke verschillen te zien, is om de spelers in een rij te zetten van jong naar oud. Vervolgens maak je met dezelfde spelers een rij van klein naar groot. Het kan zomaar zijn dat de jongste de grootste is en de oudste de kleinste, terwijl een jaar later de verschillen weer anders liggen.

Foto 6: Koen Suyk

4 Mentale weerbaarheid en beoordelen
Het laatste onderdeel wat in dit artikel wordt besproken is mentale weerbaarheid en de beoordeling daarvan. Hoewel er geen eenduidige definitie bestaat van mentale weerbaarheid, wordt het veelal gedefinieerd in termen van:
– Het vermogen om veerkracht te tonen na tegenslagen
– Een onomkeerbaar zelfvertrouwen hebben om je doel te bereiken
– Effectief omgaan met druk en tegenslagen
– Het vasthouden van concentratie bij (potentiele) afleiding
– Druk ervaren als bron van inspiratie om het beste uit jezelf te halen

Veel mensen zijn het erover eens dat het leveren van (top) prestaties en mentale weerbaarheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het meten van mentale weerbaarheid blijkt echter zeer complex te zijn. Het beoordelen van mentale weerbaarheid op basis van observatie(s) blijkt zelfs vrijwel onmogelijk. De subjectiviteit van dergelijke beoordelingen maakt het namelijk lastig om de betrouwbaarheid en validiteit te waarborgen. Het blijft gebaseerd op een aanname. Een speler die baalt omdat hij niet gescoord heeft, kan worden gezien als iemand met gebrek aan mentale weerbaarheid. Andere mensen vinden dat juist een goede mentale weerbaarheid omdat je daarmee laat zien dat je het de volgende keer beter wilt doen. Het blijft gissen voor de beoordelaar. Daarnaast vraagt elke sport specifieke mentale vaardigheden. Zo spelen hockeyers veelal meerdere wedstrijden om kampioen te kunnen worden en hebben zij meerdere kansen in een wedstrijd om het tij te keren, terwijl bij turnen een ‘alles of niets moment’ bepaalt met welke medaille je naar huis gaat. De diversiteit aan sporten zorgt er dus voor dat sommige mentale vaardigheden meer of minder relevant worden per sport. Deze diversiteit maakt het tevens lastig om mentale weerbaarheid te meten. Door de onbetrouwbaarheid die het meten van mentale weerbaarheid met zich meebrengt, is het aan te raden om daar voorzichtig mee te zijn. Wat wel tot de mogelijkheden behoort om mee te nemen in de beoordeling zijn aspecten als: is een speler altijd op tijd?; heeft hij zijn spullen in orde?; neemt een speler feedback aan?; reflecteert een speler op zijn eigen handelen?; werkt een speler goed samen (is hij een toegevoegde waarde voor het team)?

Daarnaast vraagt elke sport specifieke mentale vaardigheden

5 Ter afsluiting
Beoordelen is pas effectief als het de speler die wordt beoordeeld verder helpt. Of het nu gaat om formatief of summatief beoordelen, uiteindelijk beoordeel je om spelers verder te helpen in hun ontwikkeling. Hoewel beoordelen onlosmakelijk verbonden is met de hockeysport, blijkt het niet eenvoudig te zijn om te beoordelen. Een goede beoordeling dient 1) Docentonafhankelijk (betrouwbaar), 2) Dekkend (valide), 3) Doorzichtig en 4) te Doen te zijn. Deze voorwaarden kunnen als houvast dienen om een beoordeling in te richten. Tegelijkertijd leveren de voorwaarden ook dilemma’s op. Het is namelijk onmogelijk om aan alle voorwaarden tegelijk te voldoen. Durf als vereniging daarom keuzes te maken hoe en waarop er beoordeeld wordt. Een volledig objectieve beoordeling lijkt vooralsnog onmogelijk. Je kunt als vereniging wel laten zien dat je er alles aan doet om beoordelen systematisch en zo objectief mogelijk te organiseren. De tips in dit artikel kunnen daar wellicht bij helpen. Bij het selecteren van spelers op basis van prestaties schuilt het gevaar dat potentieel talent je ontglipt, zonder dat je daar bewust van bent. Talent blijkt zich namelijk niet lineair te ontwikkelen. Bovendien zijn we geneigd om vroegbloeiers als betere spelers te bestempelen dan laatbloeiers, terwijl laatbloeiers net zo’n goede of zelfs betere spelers kunnen worden. Het is daarom aan te raden om elke speler en speelster tot en met de D-jeugd hetzelfde opleidingsprogramma te laten volgen in de jeugdopleiding van de vereniging waarvan de kwaliteit en omvang voor iedereen gelijk is. Daarbij worden trainingen zoveel mogelijk vormgegeven volgens de deliberate play gedachte en ligt de nadruk op formatief beoordelen om de ontwikkeling van spelers in kaart te brengen en te verbeteren. Tegelijkertijd moet erkend worden dat de D-jeugd een discutabele leeftijd blijft om al dan niet te selecteren op basis van prestaties, vanwege de huidige competitievorm. Desalniettemin blijft de belangrijkste boodschap dat de volledige D-lijn evenveel trainingen krijgt van een gelijkwaardige kwaliteit, ongeacht de keuze die een vereniging daarin maakt. Vanaf de C-jeugd kan er eventueel onderscheid worden gemaakt op basis van behoeftes/motivatie. Zorg daarbij dat er altijd voldoende aandacht gaat naar teams die ervoor kiezen om recreatief te hockeyen. Uiteindelijk vormen zij het grootste gedeelte van je vereniging. Voor teams die prestatief willen hockeyen zal de nadruk vooral liggen op de deliberate practice gedachte en is het aan te raden om zowel formatief als summatief te beoordelen. Blijf er echter van bewust dat vanaf de C-leeftijd de biologische leeftijd sterk kan verschillen. Geef daarom iedereen een kans om zich optimaal te ontwikkelen en om ieder jaar weer geselecteerd te worden. Kijk daarbij vooral naar de kwaliteiten van een speler. Een hockeyer die alle elementen van het hockeyspel goed beheerst bestaat namelijk niet. Beoordeel spelers derhalve op hun kwaliteit. Want uiteindelijk heb je in ieder team spelers nodig met verschillende kwaliteiten om optimaal te kunnen presteren.

Bronnenlijst
Crust, L. (2007). Mental toughness in sport: A review. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 5:3, 270-290.

Gardner, J. (2012). Assessment and learning. London: Sage.

Gulbin, J., Weissensteiner, J., Oldenziel, K., & Gagen, F. (2013). Patterns of performance development in elite athletes. European Journal of Sport Sciences, 6, 605-614.

Lund, J.L. (2000). Creating rubrics for physical education. Reson, VA: National Association for Sport and Physical Education.

Magill, R.A. (2007). Motor Learning and control concepts and applications. New York: The McGraw-Hill Companies.

Memmert, D., Baker, J., Bertsch, C. (2010). Play and practice in the development of sport-specific creativity in team ball sports. High Ability Studies, 21, 3-18.

Morrow Jr., J.R., Mood, D.P., Disch, J.G., & Kang, M. (2016). Measurement and evaluation in human performance. Leeds, United Kingdom: Human Kinetics.

Pion, J. (2017). Duurzaam investeren in sporttalent: De weg naar het podium via de school en de sportclub. Arnhem: HAN University of Applied Sciences Press.

Savelsbergh, G.J.P. (2016). Perceptueel-motorische talentontwikkeling: Van multisport naar donorsport. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.

Schöllhorn, W., Sechelmann, M., Trockel, M. & Westers, R. (2004). Nie das Richtige trainieren um richtig zu spielen. Leistungssport, 5, 13-17.

Sluijsmans, D. (2008). Duurzaam beoordelen in vraaggestuurd leren: Betrokken bij beoordelen. Nijmegen: HAN University of Applied Sciences.

Stegeman, H., Brouwer, B., & Mooij, C. (2011). Onderwijs in Bewegen. Basisthema’s in bewegingsonderwijs en sport op school. Houten/Diegem: Bohn Stafleu en Van Loghum.

Wormhoudt, R., Savelsbergh, G.J.P., Teunissen, J.W., Davids, K. (2018). The Athletic Skills Model: Optimizing Talent Development Through Movement Education. New York: Routledge.

 

 

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Downloads

Deel deze pagina