Een betere hockeyer door een betere motoriek

Een visie op verandering van het sportonderwijs binnen de hockeyverenigingen

Kinderen zijn motorisch steeds minder goed ontwikkeld. Gevolg: vanaf de puberteit zien we meer blessures en meer sportuitval dan nodig is. Hockeytrainers kunnen kinderen op dit gebied helpen – en wel door anders te gaan trainen. Meer sporten, maar minder hockeyen; dat lijkt de weg naar verbetering. In dit artikel vind je een uitgesproken visie op verandering van het sportonderwijs binnen hockeyclubs. Inclusief handvatten hoe dit te organiseren.

Door Robert Bolhuis

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat kinderen motorisch minder goed ontwikkeld zijn dan een generatie eerder. Dat blijkt onder meer uit het promotieonderzoek van Dorine Collard aan het VU medisch centrum (2010). De oorzaken van deze achteruitgang: minder (goede) schoolgym, minder buiten spelen en te sportspecifiek trainen op jonge leeftijd. Ook andere wetenschappelijke onderzoeken bevestigen het beeld dat de meeste sportprofessionals al een tijdje menen te zien. Namelijk dat kinderen motorisch minder onderlegd zijn dan pakweg een jaar of tien, vijftien geleden. Je ziet het aan de manier waarop ze lopen, aan de manier waarop ze vallen – en de frequentie waarmee ze vallen. Het blijkt eveneens uit de moeite die kinderen hebben om zich de specifieke hockeybewegingen eigen te maken. Dit geldt niet alleen voor de meisjes en jongens in de E6 of de D4. Ook in de E1, D1 en C1 is het motorische niveau lager geworden. Nóg meer hockeyen met deze kinderen, lijken veel clubs te denken, dan komt het vanzelf goed. De meeste onderzoekers zijn het hier niet mee eens. In 2009 concludeerden wetenschappers (onder wie Lisa M. Barnett) al dat interventies gericht moeten zijn op motorische ontwikkeling en niet op sportspecifieke ontwikkeling. Kort gezegd: meer sporten, maar minder hockeyen.

 

Ook in de C1 is het motorische niveau minder.

 

Judo, turnen en atletiek

Iedereen kent wel het voorbeeld van de talentvolle hockeyer die ook goedkan tennissen. Zijn voetenwerk is vaak uitmuntend, wat hem enorm helpt op het hockeyveld. Hij kan sneller draaien, heeft een hogere startsnelheid en kan makkelijker dribbelen met de bal aan de stick. Op dat gebied is tennis dus complementair aan hockey. Met andere woorden: een tennistraining kan eraan bijdragen dat een kind een betere hockeyer wordt. Op motorisch gebied zijn vooral allround sporten als judo, turnen en atletiek bewezen complementair. Lenigheid is een van de grondmotorische vaardigheden die in al deze sporten veel aan bod komt. Dat hockeyers daarin tekortschieten, kan elke fysiotherapeut beamen.
Veel hockeyers, onder wie opgroeiende kinderen, hebben bij de behandeling van een spierblessure ‘rekken en strekken’ als advies gekregen. Wat in de drie genoemde sporten eveneens ruimschoots aan bod komt, is  rompstabiliteit. Niet de spieren in de bovenbenen, maar de spieren in de romp – onder meer de buikspieren – geven de hockeyer de kracht die hij nodig heeft. Bovendien vangen rompspieren de klappen op. En dan is er nog de allerbelangrijkste grondmotorische vaardigheid voor eenhockeyer: coördinatie. Veel meer dan in de reguliere hockeytraining wordt coördinatie geoefend in judo, turnen en atletiek. Een goede ontwikkeling van de grondmotorische vaardigheden in de periode tot en met de puberteit is dus cruciaal om:
– Kinderen een goede basis te geven voor de rest van hun leven.
– De kans te vergroten dat ze een goede hockeyer worden.
– Te zorgen dat ze tot op hoge leeftijd blijven hockeyen.

 

Hockeyers schieten tekort in lenigheid.

Judo is complementair aan hockey en zorgt voor een allround motorische ontwikkeling. (foto: Robert Bolhuis)

 

Proeftraject met atletiektrainers

Bij HC Bloemendaal en MHC Alliance is  dit seizoen een interessant proeftraject gestart, met steun van hun hoofdsponsor ABN AMRO. Aan de trainersstaf vanálle F-, E- en D-pupillenteams zijn twee atletiektrainers toegevoegd. Elke woensdagmiddag vullen zij de hockeytrainingen aan met motorische oefenvormen.
Gericht op de ontwikkeling van grondmotorische vaardigheden, uiteraard met een knipoog naar het hockey (zie bijlage 1 in de download onderaan dit artikel).
De afgelopen winterperiode hebben de kinderen – per team – kennisgemaakt met judo en turnen. Meer in het bijzonder: HockeyJudo en HockeyTurnen. De oefenvormen zijn – de naam zegt het al – ontleend aan het judo en turnen. De oefeningen completeren de hockeytrainingen en waarborgen dat kinderen zich motorisch allround ontwikkelen. Dit proeftraject wordt ook door de KNHB nauwlettend gevolgd. (zie ook www.multiskills.nl/abnamro)
Een volledige evaluatie van de proef vindt pas plaats aan het einde van het seizoen. De eerste reacties zijn in elk geval positief. Op dit moment wordt gekeken op welke manier de clubs sporttrainingen structureel op een andere manier kunnen invullen. Dat is nog niet zo makkelijk, want een overgang van ‘proef’ naar ‘structureel’ is de lakmoesproef op weg naar ‘echte verandering en verbetering’.

 

Bij Alliance en Bloemendaal loopt een interessant proeftraject.

 

Atletiektrainers geven bij HC Bloemendaal en MHC Alliance pupillen allround motorische training, met een knipoog naar het hockey. (foto: Robert Bolhuis)

 

Meer sporten met je team

Het blijkt vooral goed te werken om kinderen met hun hele hockeyteam een andere sport te laten beoefenen. Judo en turnen worden enthousiast ontvangen door zowel jongens als meisjes. ‘Zelf zou ik er nooit op gaan, maar met het team is het hartstikke leuk.’ Dat is een van de vaak gehoorde reacties van kinderen.
Het vereist natuurlijk wel wat organisatie. Bijvoorbeeld het opzetten van een samenwerking met een lokale judo- of turnvereniging, of met een landelijke organisatie als Schooljudo.nl. Als locatie kunnen clubs de gymzaal van de basisschool in de buurt van het sportcomplex gebruiken. De nieuw te benoemen sporten buurtcoaches kunnen daarbij helpen met steun van VWS. In de praktijk gaan de F-, E- en D-breedteteams, die één keer per week trainen op het hockeyveld, nog een tweede keer per week met elkaar sporten. Die tweede keer staat judo of turnen op het programma. Selectieteams ruilen één van hun drie hockeytrainingen in voor een algemene sporttraining. Daarnaast worden op de reguliere trainingsdagen atletiektrainers aan de staf toegevoegd. Ook zij nemen de spelers gedurende delen van de training onder handen.

 

Eerst allround ontwikkelen, dan pas specialiseren in een sport. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Bijkomende voordelen

De meeste hockeyclubs hebben niet genoeg gekwalificeerde hockeytrainers om alle kinderen goed te leren hockeyen. Evenmin hebben ze genoeg goede (water)velden. Daarnaast zijn de groepen per trainer meestal zo groot dat er van individuele aandacht weinig terechtkomt. Door het sportonderwijs op de club op een andere manier in te richten, zoals bovenstaand omschreven, worden deze problemen deels opgelost. Aangezien de kinderen delen van hun hockeytijd elders zijn, kunnen de hockeytrainers zich meer richten op het aanleren van technische vaardigheden. Het ‘fysieke werk’ wordt immers al in de andere sporttraining gedaan. Ook scheelt het ruimte op de watervelden, waar de selectieteams veel gebruik van maken.
Als de jongens en meisjes van D1 en C1 eens per week elders zijn, scheelt dat wekelijks ‘zomaar’ vier keer anderhalf uur bezetting van het waterveld. Dit betekent dat andere teams op betere velden hun training kunnen afwerken. Bijkomend voordeel: als kinderen zich in de F-, E- en D-pupillen motorisch beter ontwikkelen, leren ze zich vanaf de puberteit de soms moeilijke hockeybewegingen sneller aan. Rond de puberteit maakt het kinderbrein meer en nieuwe verbindingen aan. Dit zorgt dat het kind ‘het opeens ziet’. Wie kent niet de voorbeelden van jongens of meisjes die op 11-, 12-, 13-jarige leeftijd ‘opeens enorm vooruitgegaan zijn’. Het
enige wat daar eigenlijk voor nodig is, is een goede basismotoriek. En juist dát leer je voor en in je puberteit. Lector Cees Vervoorn zegt niet voor niets in een interview in de Volkskrant: ‘Goed leren bewegen is een grondrecht.’

 

Judo en turnen worden enthousiast ontvangen door zowel jongens als meisjes.

Tijdens Funkey oefenen kinderen spelenderwijs hun oog-handcoördinatie. (foto: KNHB/Koen Suyk)

Canadese visie

Uit Canada is, geheel in deze gedachte, het LTAD komen overwaaien. Dit staatvoor ‘Long Term Athlete Development’. Niet voor niets kent het als afzender ‘Canadian Sports for Life’. Ook deze organisatie houdt, wetenschappelijk onderbouwd, een hartstochtelijk pleidooi om kinderen zich zo lang mogelijk allround te laten ontwikkelen en zich pas na de puberteit te specialiseren in een sport. Daarmee leg je de basis voor een leven lang sporten en bewegen. Ook de Canadezen raden het dus af om op steeds jongere leeftijd steeds meer tijd te besteden aan hockeyen.

Eén is geen

Eén sport is geen sport, als het gaat om de ontwikkeling van het kind. In het belang van het kind – maar óók in het belang van de hockeyclub – zouden we er alles aan moeten doen om te zorgen dat de jeugdleden meerdere sporten beoefenen. Van ouders met meer kinderen is het soms niet realistisch te verwachten dat ze al hun kinderen lid maken van twee clubs – of met tennis erbij van drie sportverenigingen. Waarbij de ouders ook nog eens hun rol als vrijwilliger vervullen. De hockeyclub is vaak het belangrijkste sociale kader binnen het gezin. Als juist die club zich hard maakt voor een bredere motorische ontwikkeling, dan lost dat ook veel praktische problemen in het gezin op. Bovendien sluit het naadloos aan bij de wens van de ouders: het beste voor je kind. Want beter sporten is gezonder leven. Het is misschien niet de traditionele rol van een hockeyvereniging, maar veranderende tijden vragen om veranderende verenigingen. Per slot van rekening staat – als het goed is – niet de club, de coach of de bestuurder op de eerste plaats, maar het kind. En kiezen voor het kind, betekent  uiteindelijk ook kiezen voor het hockey en kiezen voor de club.

Literatuurverwijzing

– Barnett et al, 2009, Interventions should consider motor skill development as key strategy; gepubliceerd in Medicine & Science in Sports & Exercise van American College of Sports Medicine.
– Dorine Collard, VU medisch centrum, 2010. iPlay-study: development and evaluation of a school-based physical activity-related injury prevention programme.
– Interview met Cees Vervoorn, de Volksrant, 10 februari 2012.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Downloads

Deel deze pagina