Het hockeytalent in neuropsychologisch perspectief – deel 3 (slot)

Auteur: Prof. Dr. Jelle Jolles, universiteitshoogleraar Neuropsychologie en directeur van het Centrum Brein & Leren VU Amsterdam. Nadere informatie: www.jellejolles.nl en www.hersenenenleren.nl. Voor contact: j.jolles@vu.nl en twitter @jellejolles

Executieve vaardigheden en gedrag

Jantine staat op het middenveld in haar hockeyelftal. Ze is zestien jaar; sterk, taai, fel en ze heeft een groot loopvermogen. ‘Een toptalent’ zegt haar coach, maar hij vindt dat ze tóch nog niet met de dames mag meespelen. Op het gebied van spelinzicht en begrip van de sociale interacties die in teamsporten zo belangrijk zijn heeft zij net als andere tieners nog wel wat te leren. Jantine moet leren om op zichzelf en het eigen gedrag ten opzichte van anderen te reflecteren. Als ze beter zelfinzicht ontwikkelt en beter gaat plannen en anticiperen dan wordt ze beslist een topper.

Steun en sturing nodig voor het leerproces

Een kind van vijf is behoorlijk goed in staat om te kiezen of zij een geel ijsje of een groene lolly wil hebben. Maar het vermogen om keuzes te maken op een meer abstract niveau ontwikkelt zich pas veel later en is zelfs voor de oudere tiener nog erg lastig. Een tiener heeft vaak moeite met inschatten wat zijn capaciteiten zijn, met het stellen van prioriteiten, het vergelijken van de voors en tegens, het afwegen van de verwachtingen van de ouder of coach en het overzien van de consequenties. Veel kinderen van twaalf zijn nauwelijks in staat om ‘morgen’ te onderscheiden van ‘overmorgen’. De termijn van ‘over een week’ die veel volwassenen moeiteloos overzien is voor hen te abstract. Ook veel vijftienjarigen zijn daartoe vaak niet in staat, ook al zeggen ze van wel. Daarom moeten we afstappen van het idee dat een jeugdige scholier of teamsporter al kan optreden als ‘regisseur van zijn eigen leerproces’.

 

Het vermogen om keuzes te maken op een meer abstract niveau ontwikkelt zich pas veel later en is zelfs voor de oudere tiener nog erg lastig.

 

De coach helpt de spelers met het leren overzien wat de consequenties zijn van hun keuzes. (foto: KNHB/Jimmy Wesel)

 

Ervaringen opdoen ‘voor later’

De gemiddelde adolescent heeft in zijn leven al een buitengewone mentale groei doorgemaakt van hulpeloze baby tot bijna-self-supporting. Toch heeft de adolescent nog onvoldoende ervaringen opgedaan om zich zelfstandig staande te houden buiten de beschermende context van het gezin. Omdat de adolescent nog volop bezig is om zich vaardigheden te verwerven in complexe handelingen en sociaal gedrag, zijn de bijbehorende processen en procedures nog niet in het brein opgeslagen voor gebruik in de toekomst. Veel middelbare scholieren hebben het dan ook heel erg moeilijk met ‘kiezen voor later’. Dit geldt zelfs nog voor veel studenten op de universiteit of in het hoger beroepsonderwijs: ze kunnen nog best wel impulsief zijn, hebben vaak moeite met kiezen, hebben een probleem met zelfreflectie of zelfinzicht en zijn vaak maar matig in het plannen en prioriteren. Ook veel laat-adolescenten van 17 tot 22 jaar hebben nog de structuur en inspiratie nodig van school en docent. Dat is hen niet aan te rekenen; een adolescent is nu eenmaal geen volwassene die in het leven al veel meer ervaring heeft opgedaan en op grond van die ervaring kan kiezen voor de optimale aanpak.

Een jonge hockeyer van zestien jaar die al supergoed beweegt, passeert als een volwassene en technisch al ‘top’ is, kan dus nog niet een tophockeyer zijn…. Beschouw zo’n sporter niet als een volwassene, omdat hij eruitziet als achttien, fabelachtige passes kan geven, alerter is en beter speelt dan veel leeftijdsgenoten. Jantine is nog een tiener op het gebied van zelfevaluatie, van keuzes maken, zelfinzicht en van sociaal gedrag op en buiten het veld. Zij heeft nog veel steun en sturing nodig om verder te komen en moet worden geholpen bij het schaven aan de vele aspecten van het complexe gedrag dat nodig is om een totale hockeyer te worden.

 

Een jonge hockeyer van zestien jaar die al supergoed beweegt, passeert als een volwassene en technisch al ‘top’ is, kan dus nog niet een tophockeyer zijn.

 

Inschatten van intenties

Wat pas later in de adolescentie tot ontwikkeling komt, is het goed kunnen inschatten van andermans bedoelingen, emoties, vermoeidheid en pijn. Het gaat om ‘empathie’ en het is geen sinecure om zich in te leven in de ander: ‘Bedoelt die medespeler nou echt wat hij zegt?’, ‘Wat zijn haar belangen, wat wil ze van me?’. En: ‘Wat bedoelt die coach die aan de zijlijn staat te schreeuwen nou eigenlijk?’. Een volwassen teamsporter kan inschatten dat hij een rode kaart kan krijgen voor bepaalde handelingen en in extreme gevallen kan hij daar bewust voor kiezen: denk aan een actie naar het lichaam van de tegenstander om een zeker doelpunt te voorkomen. Voor de jeugdspelers is dat heel lastig, ook omdat ze nog veel impulsiever en minder planmatig te werk gaan.

Aandacht besteden aan ‘het korte lontje’ en het beheersen van de impulsiviteit is dan ook een belangrijke taak voor de coach. De hersenstructuren die onderliggend zijn aan deze impulsbeheersing rijpen nog door tot in de volwassenheid. Zelfreflectie en zelfregulatie zijn executieve functies en deze moeten worden geleerd. De sporter moet leren zich in te houden bij frustraties. Hij moet ervaren dat die vooral optreden in geval van stress of grote vermoeidheid. Dat geldt bijvoorbeeld als ze het niet eens zijn met de scheidsrechter of in geval van een fysieke confrontatie met een tegenstander. Ook jongvolwassenen gaan dan nog vaak in de fout, zeker in de emotie van het spel.

 

Zelfreflectie en zelfregulatie zijn executieve functies en deze moeten worden geleerd.

 

Elke jeugdspeler heeft nog veel steun en sturing nodig. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Rebelleren

Als coach moet je verder oog hebben voor het feit dat een tiener soms móet rebelleren, soms zelfs tot na het twintigste jaar; dat vraagt zijn brein van hem. Echter, je hoeft dat niet te accepteren: je moet die jonge sporter vooral duidelijkheid geven. De trainer/coach, opleider of opvoeder doet er het beste aan om zijn pupil inzicht te geven in de consequenties van zijn handelen. Dat is beter dan bepaalde acties koudweg te verbieden. Leg de alternatieven naast elkaar en begeleid de jeugdige bij het maken van keuzes.

 

De trainer/coach, opleider of opvoeder doet er het beste aan om zijn pupil inzicht te geven in de consequenties van zijn handelen.

 

Meer inhoud geven aan evaluatiegesprekken

Op basis van bovenstaande inzichten is trainer/coaches aan te raden om de gesprekken die zij met spelers hebben tegen het licht te houden. Als je als coach evalueert met een zestienjarige kun je haar tot uitspraken brengen als ‘Het ging niet zo goed vandaag’ of ‘Misschien moet ik minder egoïstisch zijn en meer afspelen.’ Dan kun je als coach denken: ‘Dat heb ik weer eens goed gedaan, ik heb haar tot zelfevaluatie gebracht.’ Maar in veel gevallen is het een lege evaluatie; jeugdigen geven gemakkelijk een sociaal wenselijk antwoord, en hebben snel door wat de coach wil horen.

Adolescenten kunnen meer rationeel en ‘overwogen’ overkomen dan ze feitelijk zijn. De coach krijgt daarbij het gevoel dat zijn pupil het prima begrepen heeft. De woorden van de jeugdige matchen echter niet met zijn handelen. Dit komt doordat de hersenmechanismen die hiervoor nodig zijn nog niet zijn volgroeid. Dat zijn ze pas als er sprake is van het ‘doorleven’. En dat betekent dat de ervaringen met de bijbehorende emoties in (activiteiten van) hersennetwerken zijn vastgelegd.

Hebben evaluatiegesprekken dan wel zin? Natuurlijk! Wel is het zaak om veel inhoud aan die gesprekken te geven en daarmee de feedback die nodig is om de executieve functies verder te ontwikkelen. Coaching die gekenmerkt is door zowel (emotionele) steun, gerichte sturing als inspiratie zorgt voor de optimale ontplooiing van de talenten. Die optimale ontplooiing uit zich uiteindelijk op meerdere gebieden: dat van de motorische vaardigheden, de complexe handelingen, ruimtelijk denken, de communicatie en het kunnen verwoorden van doelen en belemmeringen, een breder spelinzicht en uiteindelijk ook ‘persoonlijke groei’.

En Peter (uit deel 2) en Jantine? Met wat steun, sturing en inspiratie ontplooien die talenten zich wel!

Coaching die gekenmerkt is door zowel (emotionele) steun, gerichte sturing als inspiratie zorgt voor de optimale ontplooiing van de talenten.

 

Ervaringen met de bijbehorende emoties worden in hersennetwerken vastgelegd. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

Slot

Dit is deel 3 van een drieluik over de neuropsychologische ontwikkeling van de jonge hockeyer.
De column is in aangepaste vorm verschenen op Sport Knowhow XL: Over de jonge teamsporter en diens neuropsychologische ontwikkeling en is mede gebaseerd op interviews die Mirelle van Rijbroek en Annemarie van der Eem (KNVB) met Jolles hielden en in 2013 in zes afleveringen in het blad de Voetbaltrainer zijn gepubliceerd.

De vorige 2 delen zijn gepubliceerd in juli 2016 (deel 1) en augustus 2016 (deel 2).

In deel 1 wordt ingegaan op ontplooiing in meerdere dimensies.
In deel 2 wordt ingegaan op de executieve vaardigheden in ontwikkeling.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina