Trainen we wel effectief in Nederland? Een analyse van de trainingsmethodiek

Oefenstof verzinnen is één, een training geven is twee. Heb je deze onderdelen als trainer onder de knie? Dan is het interessant jezelf af te vragen hoe effectief jouw trainingen zijn. Want daar schort het nogal eens aan. In het internationale tophockey loopt Nederland – vooral bij de heren – behoorlijk achter de feiten aan. De verklaring volgens Norbert Nederlof: in Nederland wordt op cruciale onderdelen verkeerd getraind. Een analyse van de knelpunten én mogelijke oplossingen.

Door Lutger Brenninkmeijer

Medio jaren negentig maakte Norbert Nederlof – in het verleden onder meer actief als technisch directeur van Laren en Gooische, bondscoach van Jong Oranje en hoofdcoach van HCKZ en Leuven – zich al zorgen om de wijze van trainen. In 1993 hield hij een betoog in Vakblad Hockey, de voorloper van Hockeyvisie, over de tekortkomingen van de internationals. Na jarenlang het mondiale tophockey gevolgd te hebben, is Nederlof er niet positiever op geworden. Zijn conclusie anno 2011: landen als Australië en Duitsland, maar ook Engeland en Spanje, zijn over het gehele veld veel beter in balbezit dan de Nederlandse heren. Bij de dames liggen de verhoudingen anders. Daar is de wereldtop zeer smal, waarbij Nederland met kop en schouders boven de  concurrentie uitsteekt. Een goede parallel tussen het dames- en herenhockey is moeilijk te maken. Daarom beperken we ons in dit artikel tot het herenhockey.

Een functionele toepassing van de backhand. (foto: KNHB/Willem Vernes)

 

Technische vaardigheden zijn de laatste twintig jaar amper verbeterd.

Frivool, maar veel balverlies

Om te beginnen: moeten we naar andere landen kijken en daar onze visie aan ophangen? Het antwoord van Nederlof is een overduidelijk ‘nee’. Elk land moet zich focussen op zijn eigen kwaliteiten. Wel is het raadzaam om internationale ontwikkelingen te volgen, wanneer je hier voordeel uit kunt halen. Met andere woorden: je kunt van anderen leren, maar kijk vooral naar jezelf. Waar ben je goed in? En waarin kun je nog stappen maken? In Nederland gaan we voor aanvallend en attractief hockey. Het ziet er vaak frivool uit, maar de  technische basisvaardigheden zijn onvoldoende. En dat is niet iets van de laatste tijd. Volgens Nederlof
zijn in het Nederlandse hockey de technische vaardigheden de laatste twintig jaar niet veel verbeterd. Zijn conclusie is dan ook dat Nederland de bal heel mager in de ploeg houdt. Er wordt veel onnodig balverlies geleden, waardoor de spelers vaak achter de feiten aanlopen.

Knelpunten in fase talentherkenning

Wat is de oorzaak van deze achterstand op de concurrentie? Nederlof wijt dit aan onze manier van trainen en de trainingsdiscipline. Laten we hiervoor eens kijken naar de opleiding, die grofweg bestaat uit twee fasen. Fase 1 van talentherkenning (basisonderwijs) en fase 2 van talentontwikkeling (middelbare school).

Het gaat niet om de vorm van de training, maar om de inhoud.

In de eerste fase zou vooral het aanleren van technieken centraal moeten staan. Het goed beheersen van een techniek wordt in Nederland echter onderschat. Als je iets een beetje kunt, wordt dat al snel als voldoende gezien. In deze eerste fase ziet Nederlof vijf knelpunten, die we hieronder in willekeurige volgorde doorlopen.

Statische in plaats van dynamische oefeningen.
Nog steeds is het bij veel trainingen gemeengoed om in tweetallen vanuit stand over te slaan. De vraag is: wanneer gebeurt dit in een wedstrijd? Het is dan ook
totaal niet wedstrijdsituatief. In deze oefening wordt niemand gedwongen in positie te komen, wat bij balbezit
spelen heel belangrijk is. Bijvoorbeeld voor je man komen om de bal te ontvangen en af te schermen.

Moeten overspelen.
Hoe vaak hoor je niet tijdens wedstrijden dat een speler móét overspelen? Vaak krijgt
de speler niet eens de kans om te kijken wat de beste optie is; hij gaat reactief hockeyen. Zo leren we iemand niet verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen actie. De consequentie is dat veel spelers de bal vaak niet eens meer controleren. Ze spelen de bal in één beweging gelijk door, met als gevolg technisch beperkte spelers.

Verdedigen is onderbelicht.
Als we kijken naar het oefeningenaanbod dan blijkt dat we vele malen meer aandacht geven aan aanvallen dan aan verdedigen. Maar zoals Johan Cruijff mooi zei: “Als je de bal niet hebt, kan je ook niet scoren.” Om in balbezit te komen, moet je dus wel kunnen verdedigen. In Nederland vinden we verdedigen echter saai. Daarom doen we er gemiddeld onvoldoende mee, terwijl verdedigen minstens zo belangrijk is als aanvallen.

Te weinig aandacht voor functionele backhandacties.
De primaire voorkeur voor acties ligt bij de forehand. Dit is begrijpelijk; hier is het rendement van de pass immers het hoogst. De backhand is echter een dankbare  toevoeging aan het pass-arsenaal. Hierdoor kan een balbezitter in zowel de linker- als rechterzone veel effectiever worden. Ook kan hij beter balbezit houden. Denk hierbij aan het terughalen van de bal om buiten het bereik van de tegenstander te blijven. Kortom: backhandacties zijn een waardevolle aanvulling, mits de speler de techniek goed beheerst!

• Spaarzaam wedstrijdsituatief trainen.
Veel trainingen zijn niet gericht op de wedstrijden. Daardoor verzinnen trainers vaak oefeningen die hun doel voorbij schieten. Het gaat echter niet om de vorm, maar om de inhoud. Dat willen we in Nederland nog weleens vergeten. Maak spelers zich bewust van wat ze aan het doen zijn en wat de vertaling van de oefening naar de wedstrijd is.

Analyse vanuit de wedstrijd vertalen naar wedstrijdselectie trainingsvormen. (foto: KNHB/Willem Vernes)

Een (controle-)opdracht voor elke trainer/coach

Het gericht aandacht geven aan de genoemde speerpunten levert rendement op. Dat kan Norbert Nederlof uit eigen ervaring bevestigen. Op diverse clubs heeft hij deze basisprincipes toegepast – en met resultaat. In hoeverre ben jij je bewust van de genoemde speerpunten? Geef jezelf een opdracht bij het kijken naar een wedstrijd. Opdrachten kunnen zijn:
• Hoe lang kan een team balbezit houden? (het aantal passes tellen)
• Hoe vaak komt een elftal met balbezit in de cirkel? En wat is het rendement daarvan in termen van:
– een goal;
– een scoringspoging;
– een strafcorner;
– een strafbal;
– balverlies?

• Hoeveel individuele duels zijn er tijdens de wedstrijd? En hoe vaak wint de verdediger?

Het zal Nederlof niet verbazen dat je dan tot dezelfde conclusie komt: we moeten meer aandacht geven aan het in balbezit komen en blijven. Tactisch trainen is belangrijk, maar zorg er eerst voor dat de technische bagage van een speler verbetert. Pas dan is het zinvol om hier tactisch op voort te borduren. Het is niet nodig om zomaar alles te veranderen, maar zaken verbeteren – binnen de basis van het spel – kan zeker geen kwaad!

Knelpunten in fase talentontwikkeling

Zodra de spelers naar de middelbare school gaan, breekt de tweede fase van de opleiding aan. Hierin wordt het tactische tactische element steeds belangrijker. Op C-leeftijd zou de verhouding ongeveer 40 procent tactiek en 60 procent techniek moeten zijn. Bij de A-jeugd is de optimale verhouding 60 procent tactiek en 40 procent techniek. In deze fase van talentontwikkeling onderscheidt Nederlof de volgende knelpunten.

• Kort balbezit.
Vaak zijn teams niet in staat de bal langer dan twee passes in de ploeg te houden. De meeste goals vallen door onderscheppingen, die voornamelijk plaatsvinden op de helft van de tegenstander. Een fatsoenlijke aanval opbouwen van achteruit wordt zeldzaam. Spelers moeten daarom leren vanuit controle balbezit te houden. Train veel op 5:1, 4:1 en 3:1 – en bij voorkeur in deze volgorde!

• Complexe oefeningen.
Voor een trainer is het een uitdaging om leuke en uitdagende oefeningen te verzinnen. Slaan we hier echter niet te ver in door? Bijvoorbeeld door te complexe oefeningen uit te zetten met veel schakels? De kans op fouten wordt dan groter, waardoor de succesfactor onder druk komt te staan. Dit wordt nog eens versterkt als de trainer vooral oog heeft voor wat er niet goed gaat. Onderschat de kracht van succes niet. Dat geeft zelfvertrouwen, waardoor de spelers meer durven en ook zelfstandig beslissingen gaan nemen.

• Ingewikkelde tactische concepten.
Wat is leuker dan een nieuwe tactiek te verzinnen die succesvol is? Waak er echter voor dat de afspraken te ingewikkeld worden en de strategie moeilijk uit te voeren is. Zo creëer je onzekere spelers, die door de bomen het bos niet meer zien. Maak de opdracht simpel. Bij niet-balbezit:zo snel mogelijk de bal weer krijgen. En bij balbezit: de cirkel bereiken en daar maximaal rendement halen.

• Perfectioneren kost moeite.
We willen continu iets anders. De meeste spelers zien er dan ook niet snel de lol van in om iets te verbeteren. Onze cultuur is vooral van ‘kunnen we niet iets anders doen, want dit weet ik nu wel’. Er zit echter een verschil tussen weten en kunnen.

• Magere veldbezetting.
Hierdoor zie je dat balbezit moeizaam verloopt. Dit resulteert in veel balverlies, met veel omschakelingen. Spitsen gaan in zo’n geval ‘de bal halen’ – vaak nog op eigen helft. Het gevolg is dat een team er niet in slaagt het veld te ‘stretchen’. Met andere woorden: het veld blijft klein, met onvoldoende ruimte voor passes en combinaties.

 

Onderschat de kracht van succes niet.

 

Oplossingen in fase talentherkenning

Wat kunnen we doen aan de genoemde knelpunten in beide fases van de opleiding? Allereerst geeft Norbert  Nederlof enkele adviezen voor de fase van talentherkenning. Hierin staat het intensief – en dynamisch!
– trainen van technieken centraal.

Doorloopoefeningen.
Zorg dat elke oefening dynamisch is. Spelers moeten de bal uit de loop passen dan wel ontvangen. Geef veel aandacht aan voetenwerk en zorg dat de spelers continu in beweging zijn.

In de wedstrijd en ook in de training zien we voortdurend de strijd om de bal. (foto: KNHB/Willem Vernes)

 

Oefening 1: dreierlauf met richtingverandering
• Eerst aannemen en dan spelen.
Leer kinderen dat ze balcontrole krijgen. Dus niet meteen spelen, maar eerst aannemen en balbezit houden. Vervolgens kan de speler een keuze maken tussen een actie inzetten of een pass geven. Toverwoord is ‘controle’! (zie oefening 1)

Oefening 2: two-touch play voor het controleren en leren snel actie te ondernemen. Dribbel door na de ontvangst, om te leren controle te krijgen over de bal en om een tegenstander uit te kunnen spelen.
• Leren openen naar rechts.
Nog te veel beperken we ons met het aanleren van technieken tot de rechterzone. Gevolg is dat spelers vaak op links uitkomen; op de backhandkant van de balbezittende partij. Vooral bij meisjes is dit zichtbaar. Probeer te voorkomen dat je steeds een aanval over links moet opzetten. Leer daarom acties naar rechts. Dat betekent dat spelers ook backhandtechnieken moeten trainen. (zie oefening 2)

Oefening 3: openen over rechts
• Aandacht voor verdedigen.
Train vooral het 1:1 verdedigen. Besteed daarbij ook aandacht aan de mentale kant: verdedigen is leuk! Leer  kinderen wat hun sterke kant is. Leer hun een duel aan te durven gaan, zowel met de forehand als met de  backhand. Geef vooral aandacht aan voetenwerk (schredestand) en timing. Stop niet op het moment dat de bal wordt afpakt. Geef de speler die de bal onderschept een opdracht om balbezit te houden of ergens te scoren (omschakelen!). Zo wordt goed verdedigen extra beloond. (zie oefening 3)

Oefening 4: verdedigen met omschakelen
• In positie komen.
Leer kinderen zich aan te bieden, het initiatief te nemen. Leer spelers zodanig positie te nemen dat ze  aanspeelbaar zijn – en dat ze bij aanspelen niet meteen onder druk staan. Zorg wel dat kinderen niet van pylon naar pylon lopen, maar dat ze leren aanspeelbaar te zijn. (zie oefening 4)

Oefening 5: spelen op balbezit
• Aandacht voor de grip.

Voor een goede uitvoer van een techniek is aandacht voor de grip essentieel. Dit is vaak nog een ondergeschoven kindje. Op dit vlak kunnen we veel leren van tennis en golf. Deze sporten besteden veel aandacht aan een goede gripvoering. (zie oefening 5)

 Oplossingen in fase talentontwikkeling

Ook voor de fase van talentontwikkeling heeft Norbert Nederlof enkele adviezen.
Warming-up met balbezit.
Ga, als het veld vrij is, meteen met bal en stick aan de slag. Begin met een oefening op balbezit spelen. Zo worden de spelers uitstekend warm. Bovendien leren ze tegelijkertijd iets functioneels met bal en stick. Geef tijdens het in balbezit zijn aandacht aan de volgende zaken:
– Hoe vaak kun je naar elkaar overpassen zonder balverlies?
– Hoe loop je vrij?
– Hoe kun je onnodige risico’s vermijden?
Geef bijvoorbeeld een extra punt als een one-touch actie goed aankomt.• Bewustwording in termen van ‘jezelf willen verbeteren’.
Maak spelers bewust waar ze mee bezig zijn. Leer hun lol te hebben in het verbeteren van zichzelf. Je kunt dit doen door wekelijks een vaste oefening te doen. Hierdoor kunnen spelers ervaren dat ze iedere week beter worden. Doe bijvoorbeeld een vaste passingoefening, waarin ze proberen steeds meer keren te passen. Of doe een dribbeloefening, waarbij spelers de dribbel steeds sneller afleggen.

• Hoge intensiteit.
Zorg dat het balcontact in een training maximaal is. Van tien balcontacten leer je meer dan van twee. Hoge intensiteit verhoogt de spelvreugde en leidt tot een betere conditie. Door een hogere intensiteit kun je ook meer oefeningen aanreiken, die gedurende het seizoen regelmatig terugkomen. Zo voorkom je dat de spelers het gevoel van eentonigheid ervaren. Bovendien zien ze sneller hun progressie.

• Kijk naar de inhoud, niet naar de vorm.
Geef vooral aandacht aan het doel van de oefening, zoals de
technische uitvoering. Focus niet op het resultaat. Een verdediger is niet noodzakelijk om een balbezitter onder druk te zetten (spelerdruk). In plaats van fysieke druk kun je ook spelen met tijdsdruk, ruimtedruk en  tempodruk (bijvoorbeeld drie keer raken). Ook kun je balbezitters onder druk zetten met gerichte opdrachten.
Bijvoorbeeld dat een ploeg balbezit moet houden: na vijf passes mogen ze pas scoren. Denk ook goed na welke technieken je traint en toepast – en op welke plaats in het veld.

• Train wedstrijdgericht.
Richt tactische oefeningen zo in dat het direct herkenbaar is voor tijdens de wedstrijd. Leer spelers zien wanneer ze een bepaalde keuze het beste kunnen maken.

Wedstrijdgericht trainen leert de spelers om keuzes te maken. (foto: KNHB)

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Downloads

Deel deze pagina