De 6 versnellingsprincipes
Hockey is een doelspel: één team probeert te scoren en een ander team probeert dat te voorkomen. Om te kunnen scoren probeert een team om in een positie te komen die een voordeel geeft ten opzichte van de tegenstander. Dit probeert het team te doen door een overtal te creëren (speler meer te hebben) en dat overtal te benutten om tot scoren te komen. Om dat overtal te creëren wordt gebruik gemaakt van 6 versnellingsprincipes. Het doel van de versnellingsprincipes is om in de richting van de goal van de tegenstander een positioneel voordeel te krijgen. Met een bal breed of terugkomt een team niet dichter bij de goal van de tegenstander, maar dit kan wel gebruikt worden om ergens anders op het veld, door middel van een versnellingsprincipe, een overtal te creëren. Een bal terug of zijwaarts spelen moet er daarom op gericht zijn om nieuwe mogelijkheden te creëren om in de diepte (dus richting de goal van de tegenstander) te kunnen versnellen. Het is daarom belangrijk om een speler in balbezit continue te laten kijken of er een mogelijkheid is om het spel verder te brengen richting de goal van de tegenstander. Om tot dat overtal te komen zal het team tot een versnelling moeten komen. Er worden 6 versnellingsprincipes onderscheiden:
- 1 tegen 1
- 2 tegen 1
- 2 tegen 2
- Lijn over lijn
- Passerende pass
- Extra speler
Hieronder worden de versnellingsprincipes één voor één beschreven.
1 tegen 1
De meest bekende versnelling is de 1 tegen 1. Deze actie heeft als doel om toegang te krijgen in de ruimte achter de tegenstander (zie afbeelding 1). Als de tegenstander gepasseerd is, is het belangrijk om de tegenstander af te snijden en een tackelback te blokkeren.

Afb. 1 – Versnellingsprincipe 1 tegen 1
2 tegen 1
Het doel van een 2 tegen 1 is om 1 óf 2 aanvallende spelers vrij te spelen in de ruimte achter de verdediger (in de diepte). In afbeelding 2 is te zien dat de speler met bal naar de ruimte achter de verdediger drijft, terwijl de medespeler gebruikt wordt als lokspeler (het binden van de tegenstander). De speler met bal kan er ook voor kiezen om zijn medespeler te ‘lanceren’ in de diepte (afbeelding 3). Het liefste proberen beide spelers in de ruimte achter de tegenstander te komen.

Afb. 2 – Versnellingsprincipe 2 tegen 1

Afb. 3 – Versnellingsprincipe 2 tegen 1
2 tegen 2
Bij een 2 tegen 2 hebben beide aanvallers een directe tegenstanders. Bij een 2 tegen 2 situatie wordt het overtal gecreëerd door na een pass op een medespeler, direct de ruimte achter de eigen tegenstander te benutten. Dit wordt ook wel een Give & Go genoemd. In afbeelding 4 zie je een voorbeeld van een 2 tegen 2 (give & go) situatie. De directe verdediger van de balbezitter staat op de bal-doellijn (met de bal-doellijn bedoelen we de rechtstreekse (denkbeeldige) lijn van de bal naar de goal). Op het moment dat de speler de bal speelt naar de medespeler komt de speler direct over de bal positie heen en wordt aangespeeld door de medespeler in de vrijgekomen ruimte.

Afb. 4 – Versnellingsprincipe 2 tegen 2
Extra man
De meeste teams spelen met een extra speler in de verdediging (laatste man of vrije verdediger). Vaak betekent dit dat er een overtal is op de aanvallers van de tegenstander. Bij het extra man principe beweegt de vrije speler naar het middenveld om hier de bal te ontvangen en een tijdelijk overtal te creëren (van een 4 mans verdediging naar een 4 mans middenveld (afbeelding 5).

Afb. 5 – Versnellingsprincipe extra man
Lijn over lijn
Lijn over lijn is een versnellingsprincipe wat start als een pass op de speler (stick to stick), gevolgd door een pass in de ruimte (stick to space) (zie afbeelding 6). De speler met de bal (1) speelt de bal naar een medespeler (contactspeler). Deze speler (2) komt in de bal lopen, neemt de bal aan en speelt deze door naar een opkomende speler (3). De opkomende speler neemt de bal open aan en kan met hoge snelheid richting het doel van de tegenstander.

Afb. 6 – Lijn over lijn
Passerende pass
Een passerende pass heeft als doel de medespeler voorbij de directe tegenstander in de diepte aan te spelen. De speler met de bal is na de pass niet meer betrokken bij de vervolgactie. In afbeelding 7 geeft speler 1 een passerende pass aan 2. Dit kan over de grond of met een hoge bal. Speler 2 geeft vervolgens een passerende pass aan speler 3. In dit voorbeeld zijn dus twee passerende passes achter elkaar gespeeld.

Afb. 7 – Passerende pass
Versnellen en door versnellen
Als eenmaal een voordeel is gecreëerd, dan is het belangrijk om dit voordeel te behouden of uit te bouwen. Na het spelen van een 1 tegen 1 is het zaak om te blijven versnellen, in plaats van te vertragen. Doordat het hockeyspel zo snel gaat, kan een voordeel ook snel weer kwijtgeraakt worden. Om snelheid in het spel te houden is het vaak nodig om meerdere versnellingen achter elkaar te spelen. Houdt hier dus ook rekening mee in trainingssituaties en breng spelers in aanraking met meerdere versnellingsmomenten tijdens de training en in de oefenstof.
Focuspunten bij versnellingsprincipes:
- De balbezitter zelf of een medespeler in de diepe ruimte achter de directe tegenstander krijgen.
- Versnellen en door-versnellen, zorg dat het voordeel behouden blijft of uitbreidt.
- Speel zoveel mogelijk via de snelste route naar de goal.
- Zorg na een versnelling dat een tackleback van de tegenstander wordt geblokkeerd of voorkom reorganisatie van de tegenstander.