Fitheid, de sleutel tot succes?

Onderzoeken laten zien dat coaches op topniveau bepalend zijn voor de fitheid van de ploeg. De meeste coaches weten alles van techniek en tactiek en de laatste tijd neemt ook de kennis over het mentale aspect aanzienlijk toe. Daarnaast staat de fysieke ontwikkeling hoog op de agenda bij coaches. Als de vraag aan deze groep wordt voorgelegd wat zij aan blessurepreventie doen, dan volgt er veelal een radiostilte. KNVB-sportarts Edwin Goedhart wil een lans breken: “Zet blessurepreventie hoog op de agenda! Want een fit team is de basis voor goede sportieve prestaties.”

Op 16 december 2018 was zijn geesteskindje, het fonkelnieuwe Voetbal Medisch Centrum in Zeist, de locatie waar de achtste Netwerkbijeenkomst voor Technisch Management plaatsvond met als thema ‘Belasting en Belastbaarheid’. Samen met Thomas Tichelman pakte Goedhart dit onderwerp bij de horens. Naar aanleiding van deze presentatie zocht Hockeyvisie hem op om zijn visie over en inzichten ten aanzien van de fitheid van een sportteam nader uit te werken. Daartoe werd een bezoek gebracht aan de Zeister bossen waar de imponerende sportcampus van de KNVB is gevestigd. Met groot enthousiasme stond Goedhart klaar om een rondgang te geven door dit prachtige gebouw waar echt aan alles is gedacht. “En dan is het hier nog maar bescheiden ten opzichte van wat er bij de om ons heen liggende voetbalgrootmachten gebeurt!”, zo vertelde Goedhart.

“Zet blessurepreventie hoog op de agenda! Want een fit team is de basis voor goede sportieve prestaties.”

Edwin Goedhart. Foto: Lutger Brenninkmeijer

Goedhart gooide tijdens de Netwerkbijeenkomst de knuppel in het hoenderhok: “Wat weten coaches nu precies over de fitheid van hun team?” Hij pleitte voor een meer integraal model: “Nu staat de medische staf vaak naast de begeleiding van een sportteam, terwijl fitheid juist een wezenlijk deel uitmaakt van de bouwstenen om tot een optimale prestatie te komen. In mijn ogen is het prestatiemodel (figuur 1) opgebouwd uit mentale, sociale en fysieke componenten. Zij vormen de basis waar vanuit je als begeleiding zou moeten werken. Hoe sterker deze componenten, hoe hoger de fitheid en daardoor hoe beter de prestatie. Daarom is het van belang de medische kennis meer te betrekken bij het dagelijks functioneren van een team. En moet er niet pas een beroep op de medische staf worden gedaan als een speler geblesseerd raakt. Dan ben je eigenlijk te laat en loop je achter de feiten aan. De term ‘medische staf’ geeft al aan dat deze buiten de begeleiding van een team staat. Maak de arts onderdeel van de begeleiding zoals een trainer of manager. Een strikte onderverdeling in medische staf en technische staf suggereert alsof de medische staf zich vooral bezig moet houden met gezondheid en de technische staf verantwoordelijk is voor de prestatie. Ieder lid van een begeleidingsteam hoort zich te richten op fitheid als gemeenschappelijk doel, binnen de context van gezondheid en prestatievermogen. Bij veel bonden zie je ook nog dat de medici in een aparte kolom zitten en niet geïntegreerd zijn bij de kern van de bond: de sport zelf.”

Figuur 1: Prestatiemodel

Voorkomen is beter dan genezen
Om te voorkomen dat een speler geblesseerd raakt, is het voor de begeleiding van belang aandacht te hebben voor zowel de belasting (wat de sporter te verduren krijgt, externe factoren) als de belastbaarheid (wat de sporter aan kan, interne factoren). Het is uiteraard continu balanceren tussen deze twee eenheden. Want om de belastbaarheid van een sporter te vergroten, dien je de belasting evenredig op te voeren. “Daarom is het zaak dit proces goed te monitoren en elk individu apart te benaderen. Hier is geen blauwdruk voor. Elk lichaam reageert weer anders”, aldus Goedhart.

Het is voor de begeleiding van belang aandacht te hebben voor zowel de belasting (wat de sporter te verduren krijgt, externe factoren) als de belastbaarheid (wat de sporter aan kan, interne factoren)

Bron: KNHB/Koen Suyk

Blessures voorkomen is vaak lastiger dan blessures veroorzaken. Zo was vaak het adagium om na het zomerreces meteen te knallen, zoals Rick Cost ook in het artikel ‘Fit 2 Play’ memoreert. De spelers moeten voelen dat het seizoen weer begonnen is. Of spelers moeten niet zo piepen en grenzen verleggen. En natuurlijk moet je telkens een extra stap maken om te groeien, maar let er als begeleiding wel op dat de groei in verantwoorde stappen gaat. Zeker bij een spelsport waar veel richtingswisselingen zijn waardoor er een veel grotere trekkracht (belasting) op de spieren komt. Hierdoor is de speler bevattelijker voor blessures. Zorg daarom voor een juiste trekvastheid (belastbaarheid) van de spieren (figuur 2).

Figuur 2: Trekkracht-trekvastheid

Goedhart pleit ervoor om de hierboven besproken modellen te combineren (figuur 3). Dit geeft de begeleiding goed inzicht waar aandacht voor moet zijn om een speler optimaal te laten presteren. “Wees je ervan bewust dat jij invloed hebt op het vermogen van de sporter. Wat kan de sporter zelf aan? Dat is bij elk individu verschillend. Luister en kijk dus goed naar het vermogen van een sporter. Je kunt bij een gemiddelde auto wel vol gas geven, maar hij zal dan niet zomaar een Porsche inhalen. En het gevaar is dat de motor bij continue plankgas oververhit raakt, met schade aan de motor tot gevolg.”

Figuur 3: Dit model is een voorbeeld en niet uitputtend. Het laat zien dat belasting en belastbaarheid niet alleen gaat om fysieke (motorische) eigenschappen, maar ook sociale en mentale componenten kent.

Balans tussen belasting en belastbaarheid
Om fysiek sterker te worden is een individu voortdurend aan het balanceren tussen belasting en belastbaarheid: als de belasting toeneemt binnen het vermogen van het individu (dus het levert geen blessure op en geen overbelasting), dan groeit de belastbaarheid. Dit is mooi te visualiseren in een DNA-streng (figuur 4) met op de Y-as de progressie/kwaliteit en op de X-as de tijd. Het is van belang dat de begeleiding bij het ontwerpen van een periodeplan om de spelers fysiek sterker te krijgen een goed evenwicht vindt tussen de twee eenheden (belasting en belastbaarheid). Zij dient te voorkomen dat de ontwikkeling van de belasting gelijke tred houdt met de ontwikkeling van de belastbaarheid. Dat betekent dat de begeleiding goed inzicht dient te hebben in bijvoorbeeld de mentale, sociale en fysieke fitheid van de sporter. Weet derhalve hoe het de sporter op school of werk vergaat, hoe zijn familiaire relaties zijn en wat de gezondheid van de sporter is. Kijk daarom verder dan alleen de prestaties op het veld!

Figuur 4: Ontwikkeling van een speler: je dient eerst de belasting te verhogen om de belastbaarheid te verbeteren. Als de belastbaarheid is verbeterd, kun je weer de belasting verhogen om de belastbaarheid toe te laten nemen, et cetera.

Goede en continue begeleiding is cruciaal
De UEFA monitort sinds 2001 blessures bij Europese topclubs. Goedhart: “Uit het onderzoek kwamen drie belangrijke aspecten (figuur 4 en 5) naar boven:

  1. Daar waar veel wisselingen in de begeleiding zijn, zie je meer blessures vergeleken met waar een stabiele begeleiding is en spelers over een aantal jaren met dezelfde begeleiding te maken hebben.
  2. Daarnaast was er een duidelijke correlatie te zien binnen clubs tussen de aangestelde trainer en het aantal blessures.
  3. Het werd duidelijk dat hoe minder een team last had van blessures, hoe beter de prestaties van het team waren, zowel bij de nationale als internationale competities (Champions League dan wel Europa League).”

Zelf heeft Goedhart in zijn carrière ook een flink aantal wisselingen gekend. “In de bijna 25 jaar dat ik actief ben bij BVO’s (Betaald Voetbal Organisaties) en de KNVB heb ik met maar liefst 20 coaches en 12 Technisch Directeuren te maken gehad. Iedere persoon had weer zijn eigen visie en beleid. Het kan niet anders dan dat verandering in trainingsbelasting en organisatie zijn weerslag heeft op de fitheid van de spelers. Denk op bestuurlijk niveau daarom na over de continuïteit in de begeleiding en de daarbij behorende rust in de gemaakte keuzes. Dit zal de prestaties op het veld echt ten goede komen.”

“Topcoaches nemen noodzakelijkerwijs niet logische beslissingen maar de juiste beslissingen.”

Figuur 5: Eén club met verschillende coaches, blessures en prijzenkast

Figuur 6: Eén club met verschillende coaches, blessures en prijzenkast

“Denk na over de continuïteit in de begeleiding en de daarbij behorende rust in de gemaakte keuzes.”

Neuromusculaire vermoeidheid
In het American Journal of Sports Medicine heeft een zestal onderzoekers in januari 2015 hun bevindingen over non-contact blessures bij basketbal en voetbal gepubliceerd. De meeste blessures ontstaan door vooral onverwachts contact met een andere speler (zoals een tackle of schouderduw bij het voetbal of door een stick van een andere speler of botsing bij een duel bij het hockey). Niet-contact blessures zijn bij voetbal en hockey vooral knie- en enkelblessures (denk bij hockey aan: op de bal staan, vast blijven staan op het veld bij het wegdraaien of een richtingsverandering waarbij een voet staat op een deel nat en een deel droog veld).

De onderzoekers concludeerden ook dat meisjes meer kans op blessures hebben dan jongens. De kans op een toename van blessures heeft een correlatie met de scherpte (lees: fitheid) van de sporter: hoe vermoeider de sporter is, hoe groter de kans op een blessure. Zowel in het voetbal als in het hockey komen de spierblessures (hamstrings, liezen, quadriceps (spieren aan de voorzijde) van het bovenbeen) en de knie-en enkelblessures het meest voor en nemen het grootste aandeel aan sportverzuim voor hun rekening.

In de al eerder genoemde studie van de UEFA is er in de periode van 2001 tot en met 2011 genoteerd in welk deel van de wedstrijd een ‘blessuretrauma’ ontstaat. Elke helft is ingedeeld in drie delen van 15 minuten. In het derde deel van beide helften waren de meeste blessures. “Dit is toe te schrijven aan de cumulatieve vermoeidheid die bij de sporter optreedt. Opvallend was dat verreweg de meeste blessures zich manifesteerden in het derde deel van de eerste en tweede helft! Dat betekent dat spiervermoeidheid, eerder dan algehele vermoeidheid, de belangrijkste oorzaak is van blessures in het voetbal. Dat geldt voor de spierblessures, maar ook voor de non-contact knie- en enkelblessures. En zelfs voor een deel van de contactblessures kun je stellen, dat het op tijd vermijden van het duel met fitheid te maken heeft”, aldus Goedhart.

Bron: KNHB/Willem Vernes

Met deze kennis is onder andere het inmiddels breed toegepaste wisselschema voor hockeyers ontstaan. Goedhart: ”Elke speler heeft zijn eigen belastbaarheid. En de belasting is per positie in het veld ook nog eens verschillend. Zo maakt een vleugelaanvaller veel meer langere sprints. En moet een verdediger meer anticiperen op de acties van een tegenstander. Als het je lukt om spelers tijdig te wisselen, dan voorkom je dat ze een cumulatieve vermoeidheid krijgen. Maar zijn ze in staat om, telkens als ze in het veld staan, een maximale inspanning te verrichten, fit te zijn om de juiste beslissing te nemen waardoor de kans op blessures navenant afneemt? Bij voetbal bestaat in de top helaas nog het systeem van maximaal 3 spelers wisselen. Dat is ook één van de redenen dat in het laatste gedeelte van een helft er beduidend meer blessures zijn.”

Als het je lukt om spelers tijdig te wisselen, dan voorkom je dat ze een cumulatieve vermoeidheid krijgen

Foto: KNHB/Koen Suyk

In het voetbal is het aantal explosieve sprints tijdens wedstrijden de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dat vraagt om verwerking van meer acceleraties (versnellingen) en deceleraties (afremmingen). Dat vindt vooral plaats door de spieren die rondom het bekken aanhechten. Als die dynamische verwerking tekort schiet, door onvoldoende fitheid, dan ontstaan blessures. Het vele malen explosief wisselen van richting vraagt om krachtige spieren en een adequate aansturing. Stabiliteits-/coretraining en functionele krachttraining verbeteren het atletisch vermogen en zijn daarom essentieel voor het uitstellen van neuromusculaire vermoeidheid. Daarvoor zijn principes van het veelzijdig motorisch leren, zoals bijvoorbeeld uitgewerkt in het Athletic Skills Model, uitstekend toepasbaar.

Goedhart: “De komende jaren wordt de operationalisering van vermoeidheid een centraal thema bij trainingsdosering. Daarbij gaat het om de bijdrage van centrale en perifere (spier) vermoeidheid en het effect op de cognitieve vaardigheden (zoals tactische keuzes) en spieraansturing. Onder invloed van de neurowetenschappen zullen mentale en fysieke componenten dan direct aan elkaar gekoppeld worden, als het gaat om fitheid en prestatievermogen.”

Tenslotte
De belangrijkste boodschap van Goedhart is dat er een gezonde balans moet zijn tussen fysiek, mentaal en sociaal. Fitheid is dus meer dan alleen naar het lichaam kijken. En de kunst is om die balans te vinden, want die is voor iedereen anders. Heb hier oog voor en blijf daarom altijd scherp observeren!

Bronnen

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina