Groei als graadmeter voor succes

Het verschil tussen winnen en overwinnen

Iedereen met ambitie – of het nu gaat om een club, coach of atleet – streeft naar succes. Maar wat is nu eigenlijk de graadmeter voor succes? Gaat succes over winnen en promotie? En wat levert dat eigenlijk op? Of misschien wel van veel groter belang: ten koste van wat wordt het beoogde resultaat gerealiseerd? Waarom verlangen we zo naar goed resultaat? Hoe ver gaan we om dat verlangen te vervullen? Wat gebeurt er als het verlangen dan eenmaal vervuld is? Voor Hockeyvisie deelt Mark Borgers in dit artikel de inzichten die hij de afgelopen jaren tijdens het coachen van verschillende individuen, teams en organisaties heeft opgedaan.

Ambitie
Het begint allemaal bij ambitie. ‘Wat is jouw ambitie?’ Deze vraag is me vaak gesteld en ik heb hem – moet ik eerlijk bekennen – vaak aan anderen gesteld. Ik vind de vraag altijd lastig te beantwoorden. En wat ik nu precies heb aan de antwoorden die ik krijg als ik de vraag zelf stel, weet ik eigenlijk nooit zo goed. Het antwoord gaat bijna altijd over een bepaald resultaat, gekoppeld aan meer status, geld en/of macht op een ‘hoger’ niveau. Bijvoorbeeld: de ambitie van een club in de Promotieklasse is om Hoofdklasse te spelen. De ambitie van een Hoofdklasse coach is om bondscoach te worden. De ambitie van een speelster in Jong Oranje is om met het Nederlands Elftal naar de Olympische spelen te gaan, et cetera. Men verwacht dergelijke antwoorden ook ‘gewoon’. Geef je die niet, dan krijg je immers al snel het predicaat ‘gebrek aan ambitie’. Het antwoord is dus zo simpel gegeven en tegelijkertijd meteen zo weinig betekenisvol omdat iedereen in de kern uiteindelijk hetzelfde roept. Dat de kans groter is dat de uitgesproken ambitie uiteindelijk niet gerealiseerd wordt lijkt op zo’n moment minder van belang. Ofwel, realisme lijkt men in dat opzicht minder te waarderen dan opportunisme. Het antwoord op de vraag ‘wat is jouw ambitie?’ lijkt wat dat betreft al bijna net zo gecultiveerd als het antwoord dat men doorgaans geeft op de vraag ‘hallo, hoe gaat het?’ Het gaat tenslotte altijd goed. Ook al weet iedereen dat dit niet altijd waar is.

Als het gaat over ambitie, lijkt men realisme minder te waarderen dan opportunisme

Bron: The Guardian

Return on investment
Volgens de Deense sportpsycholoog Kristoffer Henriksen gaat het mis als we in de sport spreken over een zogenaamde return on investment (ROI). Deze Engelse term geeft het rendement op de investering aan. Indien de investering een verlies oplevert dan is de ROI een negatief getal. Deze term is ontstaan om bedrijfsgroei te meten. Groei van organisaties die als doel hebben om (meer) winst te maken. In het voetbal lijkt deze term al diep verankerd en grotendeels bepalend voor de sport. Met de ROI als drijfveer wordt resultaat een doel op zich. Groeiend resultaat wordt dan gezien als de graadmeter voor succes. En aangezien iedereen succes wil, wordt het resultaat dus de nieuwe ambitie. En die ambitie wil men het liefste kopen met geld. Gelukkig werkt dat in de praktijk niet zo eenvoudig. De rijkste club wint immers niet altijd het kampioenschap. Ajax bijvoorbeeld heeft dit jaar (2019) in de Champions League bewezen dat het meeste geld niet altijd gelijk staat aan het meeste succes.

Johan Cruijff zei het destijds ook al mooi: “Ik heb een zak geld nog nooit een doelpunt zien maken”. Natuurlijk kunnen we tegenwoordig een bepaald niveau kopen met geld. De clubs met de grootste budgetten spelen doorgaans in het linker rijtje van de competitie. Maar een kampioenschap koop je er gelukkig niet per se mee! Het hockey lijkt desalniettemin ook al besmet met het ROI-denken. Lees bijvoorbeeld het artikel over Laren, maar ook de uitspraken van Madeleine Buise (Hoofdklasse CV) op hockey.nl. En voordat je er erg in hebt meten we aan onze ROI het sportsucces af. Op zich is er niets mis mee als we dit de evolutie van de sport noemen, vertaald naar de professionalisering van de sport. Wanneer het wel mis gaat, komt het omdat door deze professionalisering andere zaken zoals cultuur, identiteit en persoonlijke ontwikkeling naar de achtergrond worden verplaatst. Voor de langere termijn zijn deze componenten minstens net zo belangrijk als een focus op het korte termijn resultaat.

Cultuur en identiteit
Kernwaarden en persoonlijke voorkeursstijlen vormen onder andere de componenten ‘cultuur’ en ‘identiteit’. Deze kunnen per club, team, coach en atleet verschillen. Wat gebeurt er als we die kernwaarden en persoonlijke voorkeursstijlen naar de achtergrond verplaatsen en resultaat (in de vorm van winst, promotie of het kampioenschap) leidend wordt? Dan ontstaat er uiteindelijk ergens een intern conflict. En dat conflict kan leiden tot ontslag, drop-outs, een cultuurcrisis of zelfs psychische klachten. Ik heb daarom groot respect voor coaches als Marco van Basten en Teun de Nooijer. Hoofdcoaches die erachter kwamen dat deze rol niet bij hun ware identiteit past en durfden anders te kiezen. In lijn daarmee las ik onlangs een verfrissend interview op hockey.nl (April 2018) waarin Martijn Bots (speler van Qui Vive H1) aangaf dat de promotie naar de Hoofdklasse (in het seizoen ’16-’17) een sprookje was, maar dat het voorlopig niet de ambitie is om terug te keren. Hij spreekt vervolgens wijs over het belang van het behouden van hun clubcultuur. Verstandige uitspraken, maar misschien niet overal op juiste waarde geschat. Er zijn ook extreme voorbeelden die aantonen wat er kan gebeuren als identiteit opgeofferd wordt voor het soms zo verslavende resultaat. Eén van de meest aansprekende voorbeelden is wellicht het verhaal van de ex-toptennisser Andre Agassi (bron: biografie ‘Open’). Hij vond het diep van binnen verschrikkelijk om topsporter te zijn. Hij onderdrukte zijn ware identiteit om maar te voldoen aan de verwachtingen die zijn omgeving had met betrekking tot het resultaat: het winnen van zoveel mogelijk Grand Slams. Drugsgebruik en zware depressiviteit waren voor hem onder andere de gevolgen. Echter, ook buiten de sport zijn soortgelijke voorbeelden te vinden. Maar de hamvraag blijft: hoe ver wil je eigenlijk gaan voor resultaat, of het nu gaat om winst, promotie of een kampioenschap? Wat ben je bereid er voor op te offeren?

Hoe ver wil je eigenlijk gaan voor resultaat?

Bron: KNHB/Koen Suyk

De opoffering
De mooiste opoffering die je als coach, sporter en club kunt maken is ‘tijd’. Tijd die je investeert om beter te worden, te ontwikkelen en te groeien. Dat is dus wel een onvoorwaardelijke opoffering. Een opoffering die je maakt omdat je dat zelf wilt. Niet omdat je bezig bent met het verwezenlijken van enige vorm van ROI. Ter illustratie: “Ik heb er zo veel tijd, geld en/of energie in gestoken dat ik het verdien om….., blablabla”. Ik geloof dat deze manier van denken op een gegeven moment een belangrijk onderscheid maakt tussen atleten (lees ook coaches en clubs) die de absolute top net niet en net wel halen. Ook maakt deze gedachte onderscheid tussen bedrijven die louter sponsor zijn (vaak zo lang het goed gaat) of bedrijven waarmee je (onafhankelijk van de sportieve resultaten) een duurzaam partnerschap kunt realiseren.

Als je vindt dat je recht hebt op een bepaald niveau of een bepaald resultaat, dan ben je op termijn minder bestand om met tegenslag om te gaan. Is het louter jouw passie voor het spel en geniet je er van om elke dag simpelweg progressie te boeken, dan ben ik ervan overtuigd dat dit uiteindelijk doorslaggevend is voor lange termijn succes. Carol Dweck schrijft hier uitgebreider over in haar theorie over fixed mindset versus growth mindset. Het internet staat er vol mee en dat is niet voor niets. Het behalen van goede resultaten staat overigens niet per definitie gelijk aan het hebben van een growth mindset. Daarentegen staat voor mij persoonlijk het hebben van een growth mindset wel gelijk aan het hebben van succes.

Filosofie op groei
Natuurlijk heeft men in de sport ambitie. Althans, dat lijkt onze huidige cultuur zo bepaald te hebben. En om ambities te realiseren zijn goede resultaten nodig. Maar een eenzijdige focus op ambitie en goed resultaat werkt mijns inziens beperkend. Resultaat is namelijk slechts een onderdeel van een groter geheel. En dat grotere geheel noem ik ‘groei’. We zouden het daarom vooral over groei moeten hebben want groei is de graadmeter voor succes. Groei omvat namelijk diverse gebieden en resultaat is daar een onderdeel van. Maar groei beperkt zich niet door een eenzijdige focus op resultaat! Ik licht dat graag toe aan de hand van mijn filosofie op groei, gebaseerd op de visie van Inez van Oord die in 2015 het boek ‘Als jouw leven een cirkel is waar sta je dan?’ uitbracht.

Ik beschouw groei als dé graadmeter voor succes. In mijn optiek kunnen we groei het beste duiden in vier essentiële groeigebieden (figuur 1):

  1. De kennis en faciliteiten die direct zijn gekoppeld aan uitstraling en imago.
  2. Het groepsproces en de cultuur die direct zijn gekoppeld aan sociale cohesie en netwerk.
  3. De persoonlijke ontwikkeling die direct is gekoppeld aan persoonlijk inzicht en identiteit.
  4. Het resultaat (winst en verlies) dat direct is gekoppeld aan status en geld.

In een gezonde sportcultuur zouden de club en/of coach aan al die vier gebieden ongeveer evenveel aandacht moeten besteden. De uitvoering van die benadering typeert voor mij een succesvolle club of coach. Succesvol zijn betekent voor mij dus allereerst een balans vinden in vier essentiële vormen die groei typeren. Daarentegen betekent ‘niet succesvol zijn’ derhalve dat de focus te veel komt te liggen op één of twee van de vier groeigebieden, met als kans dat het doorslaat tot iets wat nooit duurzaam kan zijn en mijns inziens beperkende vormen aanneemt zoals:

  1. Het objectiveren van kennis en faciliteiten slaat door in een illusie van dwangmatige controle en maakbaarheid op basis van feiten en wetenschap. Bijvoorbeeld: we moeten per se die coach of specialist hebben om goed te presteren.
  2. Het cultiveren en structureren van de eigen normen en waarden van het groepsproces slaat door in een onverdraagzaamheid tegenover ‘al het andere’. Bijvoorbeeld: we doen het al jaren zo en dat werkt prima.
  3. Het eigen maken van nieuwe inzichten kan doorslaan in egocentrisch gedrag of zelfs een ongrijpbare ‘zweverigheid’. Bijvoorbeeld: ik heb recht op zoveel speelminuten en wil alleen in de spits staan want daar ben ik goed.
  4. Het constante verlangen naar resultaat slaat door in hebzucht en grootheidswaanzin. Bijvoorbeeld: ik vertrek voor meer geld of voor een betere kans op het kampioenschap naar een andere club.


Figuur 1: Filosofie op groei. Bron: Mark Borgers

De mooiste opoffering die je als coach, sporter en club kunt maken is ‘tijd’

De grens
Om een niveautje hoger te komen zijn we als club, coach of atleet – of we dit nu willen of niet – altijd afhankelijk van anderen. Anderen die in steun voorzien of die beslissingen nemen in relatie tot onze ambitie(s). Daar zijn we ons maar al te goed van bewust. Vul de voorbeelden in je eigen omgeving (of leven) zelf maar in. Om ‘een niveautje hoger’ te realiseren schromen we dan ook niet om anderen – die ons daarbij kunnen helpen – te verleiden door te manipuleren, vleien, of zelfs door te bedelen en voor te liegen. Eigenschappen die we diep van binnen helemaal niet zijn, maar die we toch inzetten door de eigen identiteit naar de achtergrond te verplaatsen. En dit alles ten behoeve van de realisatie van de eigen ambities onder het motto: ‘Het doel heiligt de middelen’. Wat mij intrigeert is dat het al jaren voor velen zo werkt, maar dat we het liever toedekken. We verheerlijken vervolgens (wellicht onbewust) dergelijke eigenschappen door ze toe te schrijven aan mensen of organisaties met duidelijke ambities, doorzettingsvermogen, een politiek verstandige benadering en/of een krachtig netwerk. Begrijp me niet verkeerd. Dit is absoluut geen schop tegen de schenen van alle clubs, coaches en atleten die op het hoogste niveau actief zijn! Sterker nog, persoonlijk begeer ik de uitdagingen op het hoogste niveau en benijd ik de mensen die er actief zijn. Ik vind het echter vooral interessant hoe de weg er naar toe is afgelegd. Wederom is de centrale vraag: hoe ver ga je om de ambities te realiseren? En als je te ver bent gegaan, wat is dan het effect hiervan?

Een interessant voorbeeld waarbij een ‘gouden’ resultaat enige discussie opriep was gedurende de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro (Brazilië). Wielrenster Annemiek van Vleuten was hard op weg om Olympisch goud te winnen maar kwam 10 kilometer voor de finish hard ten val. Ze lag roerloos in de berm toen de latere winnaar en tevens landgenote Anna van der Breggen haar passeerde. Dat Van der Breggen goud won op die Olympische Spelen is natuurlijk een fantastisch resultaat. Maar wat was het effect geweest als ze was afgestapt om zich te bekommeren over het roerloze lichaam van een collega en landgenote? Er zijn interessante voorbeelden in de sport waarbij het hart het voortouw nam ten koste van het resultaat. Sporters die op koers lagen voor een goed/gouden resultaat maar dat opzij schoven om iemand in problemen te helpen. Er is hier geen goed of fout, maar ik hoop dat Anna van der Breggen oprecht van haar gouden medaille kan genieten zonder dat haar geweten spijt krijgt van het feit dat ze niet is afgestapt. Het stelde mij in ieder geval voor de uitdagende vraag of een eenzijdige focus op het resultaat eigenlijk wel samen kan gaan met wellicht meer idealistische waarden zoals integriteit, puurheid en een oprechte liefde voor de sport en de (mede-)atleet. Waar staan jouw sponsoren voor? Waar staat jouw club voor? Relevante vragen die mijns inziens besproken moeten worden op elk niveau in elke sport.

Er zijn interessante voorbeelden in de sport waarbij het hart het voortouw nam ten koste van het resultaat

Bron: KNHB/Willem Vernes

Als je wint heb je vrienden
In 1984 zongen Herman Brood & Henny Vrienten het lied “Als je wint heb je vrienden”. Een waarheid als een koe. Mensen vereenzelvigen zich maar al te graag met de winnaar(s). Winst staat gelijk aan erkenning, nieuwe kansen, schouderklopjes, leuke feestjes, een hogere status en/of meer geld. Maar winst staat ook meteen gelijk aan hogere verwachtingen. Want je moet immers wel ambitie houden en streven naar nog meer en nog beter. Niemand springt hoger door de lat lager te leggen. Deze uitspraak kan ik goed volgen, maar wordt mijns inziens ook nog wel eens verkeerd geïnterpreteerd. Neem bijvoorbeeld het vertrek van (jeugd)spelers die verhuizen van de ene club naar de andere club. Was daar de drijfveer het ego die om de prijzen wil spelen en bij het beste team wil horen? Of was er de drijvende vraag: wat is het beste voor mij en waar kan ik de beste groei doormaken? Als ambassadeurs van dat laatste zou ik graag Jonas de Geus en Terrance Pieters (in seizoen ’18-’19 uitkomend voor Almere H1) willen aandragen. Dat zij besluiten om in seizoen ’19-’20 voor een andere club (Kampong) te spelen doet daar niets aan af. Ik ken beide mannen niet persoonlijk. Desalniettemin durf ik te stellen dat ze vertrekken voor hun eigen ontwikkeling. Niet voor het geld of een garantie op een goede teamprestatie in de top van de Hoofdklasse. Anders waren ze al veel eerder vertrokken. Verliezen betekent dus niet automatisch dat je geen vrienden hebt en zich geen nieuwe kansen aandragen. Almere Heren 1 verloor de afgelopen paar seizoenen immers een hoop wedstrijden in de Hoofdklasse. Dat heeft dus niet per se slecht uitgepakt voor deze spelers. En uit navraag bij de Almeerse HC blijkt ook niet dat er sponsoren zijn weggelopen omdat er in de Hoofdklasse meer werd verloren dan in de jaren daarvoor op een lager niveau. Ik zou elke club derhalve adviseren het effect van verlies/winst en promotie/degradatie eens in kaart te brengen. Is de conclusie dan echt dat je altijd maar moet winnen en promoveren om langdurig succesvol te zijn? Een succesvolle club heeft net als iedere club periodes van ups & downs. Ze onderscheidt zich echter door de mensen, bedrijven en gemeentes die, ongeacht het resultaat, zich positief en constructief blijven inzetten en verder kijken dan het resultaat alleen! Almeerse HC is ongetwijfeld niet de enige club in Nederland waar succes niet louter wordt afgemeten aan het resultaat. Maar of deze club een weergave is van de algemene clubcultuur in Nederland betwijfel ik ten zeerste. Er is nog wel wat ruimte voor verbetering!

Niemand springt hoger door de lat lager te leggen

De kracht van verliezen
Ik hoef geen onderzoek te doen onder sporters, coaches en clubs om te vragen of ze graag zouden willen verliezen of een niveautje lager willen spelen. Welke rol ik in de sport ook heb vervuld, verliezen vond ik nooit leuk. Het blijft een aanname, maar ik ga ervan uit dat dit voor de meerderheid geldt. Ik moet wel concluderen dat ik van verlies en degradatie meer heb geleerd dan van winnen en promotie. Het waren de minder leuke momenten die me hebben gevormd als sporter, als coach en als mens. Het zijn deze verhalen die ik gebruik om anderen te inspireren, niet de medailles. Ik was blij verrast daar onlangs zelfs een documentaire over te zien op Netflix met de titel ‘Losers’. Verhalen van sporters die (medailles) hebben verloren maar die inspireren door voor hun ware identiteit te kiezen. Ook binnen onze hockeysport hebben we die voorbeelden. In september vorig jaar schreef hockey.nl het inspirerende verhaal over de comeback van Diede van Puffelen (speler van Rotterdam H1) na zijn motorongeluk in juni 2017. Of in lijn daarvan het verhaal over Dennis Warmerdam (speler van Pinoké H1). Spelers die beiden op hun moment van tegenslag niets wonnen maar wel wat hebben overwonnen. Wat zou het mooi zijn als we prijzen hebben voor zowel winnen als overwinnen. Er zit tenslotte een belangrijk verschil tussen winnen en overwinnen en beide zijn belangrijk. Een goed resultaat is soms een mooie beloning voor geleverde inspanningen. Maar het is ergens ook gewoon een soort oppervlakkige streling van het ego. Medailles zijn louter de erkenning van een bepaald resultaat. Ik zou stiekem willen dat ik ook medailles had die mijn persoonlijke ontwikkeling, kennis en sociale vaardigheden op een zeker moment in een bepaalde context zouden erkennen. Ik juich prijzen zoals ‘coach van het jaar’ en ‘club van het jaar’ dan ook toe, mits ze niet louter gebaseerd zijn op het behaalde sportieve resultaat.

Coaches zou ik willen stimuleren de vertaalslag naar de dagelijkse praktijk te maken. Gebruik verlies en tegenslag (in welke vorm dan ook) als momenten om van te leren en sterker uit te komen. Dat kan zich zowel binnen als buiten de sport afspelen op drie niveaus: fysiek, emotioneel en mentaal. Zo’n leerproces is ongetwijfeld niet altijd leuk maar wel belangrijk als we het hebben over groei. Zowel groei van het individu als groei van het teamproces.

Op coachniveau zou ik ook wat meer willen lezen over geleerde lessen van coaches of clubs die verliezen en/of degraderen. Hun resultaten hoeven we misschien niet te vieren, maar wellicht wel hun groei in kennis en persoonlijke ontwikkeling die dit met zich mee heeft bracht. Zo publiceerde hockey.nl in mei 2019 het eerder genoemde artikel over Laren: “Waarom Laren niet zomaar terugkeert in de top 4.” Een mooi begin van wellicht meer verhalen in die trend.

Het waren de minder leuke momenten die me hebben gevormd als sporter, als coach en als mens

Bron: KNHB/Willem Vernes

Geen winst zonder verlies
Dat mensen soms ver gaan om ambities te realiseren of goed resultaat te bewerkstelligen is niet zo vreemd. In onze cultuur lijkt het erop dat het ene resultaat altijd moet leiden tot weer een nieuw en/of beter resultaat. Succes meten we vervolgens eenvoudig af aan de opeenstapeling van resultaten. Op basis van mijn eigen observaties in de sport gaat men in de kern op drie manieren om met het behalen van winst, promotie of een kampioenschap:

  1. Het verlangen dat in de eerste plaats zo bepalend was voor dit resultaat is binnen de kortste keren niet meer vervuld. Er ontstaat direct weer een nieuw verlangen om de ‘honger’ naar nieuw en/of beter resultaat te stillen. Nieuwe ambities worden uitgesproken en het hele proces herhaalt zich weer.
  2. Het verlangen is gestild en de angst om te verliezen wat nu is gerealiseerd is groter dan het verlangen naar weer een nieuw resultaat. Er wordt alles aan gedaan om het niveau te behouden en niet af te dalen naar een niveautje lager. Men is bang voor de consequenties van acteren op een lager niveau.
  3. Men ziet het behaalde resultaat als een gevolg van oprecht handelen en een tijdelijk ontwikkelproces. Men geniet van de erkenning, maar houdt er tegelijkertijd ook niet aan vast. Men begrijpt dat het (volgende) resultaat niet de enige graadmeter is voor succes.

Bij de eerste manier lijkt het ego de ware motivator en een drijfveer van verlangen. Bij de tweede manier ook, ware het niet dat angst hier de raadgever is. De derde manier lijkt idealistisch, maar is tegelijkertijd wel de meest pure en realistische manier van handelen. Daarnaast hoeft het helemaal niet zo te zijn dat verder succes hier is uitgesloten of dat het bestaansrecht in gevaar komt. Je snapt in ieder geval dat goed resultaat vaak onderdeel is van een cyclus waarin er ook tegenslagen zijn. Je omarmt beide. Geen zomer zonder winter.

Volgens Serena Williams (bron: SportScience.Blog, December 2016) bepaalt niet het aantal overwinningen de status van kampioenen, maar hoe zij herstellen van tegenslagen. In lijn daarvan is het dus heerlijk voor Amsterdam Dames 1 dat ze dit jaar èn de Europacup èn de landstitel wonnen nadat ze vorig jaar de finale nog zo pijnlijk verloren. En was het niet Kampong Heren 1 dat in 2004/2005 degradeerde naar de toenmalige Overgangsklasse en 12 jaar later zichzelf twee keer achter elkaar tot kampioen van Nederland mocht kronen? Waren die successen er ook geweest zonder de pijnlijke resultaten uit het verleden? We zullen het nooit weten maar interessant is het wel. Het lijkt er in ieder geval op dat het onverstandig is om clubs, maar ook coaches, teams en individuen af te schrijven louter op basis van tegenvallende prestaties in een bepaalde periode van hun bestaan. Die tegenslagen hebben misschien wel een ongekende groei in werking gezet met als gevolg resultaat op langere termijn.

Het lijkt onverstandig om clubs, coaches, teams en individuen af te schrijven louter op basis van tegenvallende prestaties in een bepaalde periode van hun bestaan

Leren versus presteren
Derhalve lijkt het erop dat we soms leren en soms presteren. Leren gebeurt mijns inziens overigens vaker in de sport als men verliest of te maken heeft met andere vormen van tegenslag. Dat wil overigens niet zeggen dat leren en presteren niet hand in hand kunnen gaan. Er zijn genoeg voorbeelden van clubs, coaches en sporters die presteren en tegelijkertijd ook leren. Presteren kan tenslotte ook een bevestiging zijn van een bepaald proces en het inzicht verschaffen dat een bepaalde aanpak of methode werkt. Het verschil zit echter in het vertrekpunt voor handelen. Als je presteren als vertrekpunt neemt, dan ligt er vermoedelijk vooral een focus op wetenschap, kennis, faciliteiten, financiën en vormen van erkenning. Dit zijn de harde en tastbare componenten. Als je leren als vertrekpunt neemt, ligt de focus meer op groepsprocessen, cultuur, identiteit en persoonlijke ontwikkeling. Dit zijn de zachte en ontastbare componenten. Voor mij zijn het allen gelijkwaardige componenten die tezamen een gezond sportklimaat vormen. En al die componenten verdienen een zekere mate van aandacht met als doel groei te realiseren. Of het nu gaat om leren of presteren, groei staat centraal. Het vermogen om te kunnen en willen leren, ontwikkelen en verbeteren (ofwel groeien) is bepalend voor de mate van groei. Nu is er alleen iets oneerlijks aan de hand. Ik licht dat graag toe aan de hand van drie voorbeelden:

  1. Club X met een enorm vermogen om te groeien wordt niet per se de grootste club van het land, trekt niet per se de beste spelers aan en wint niet per se de meeste kampioenschappen. Ze zal wel de beste club zijn die ze kan zijn. Maar geografische en demografische gegevens bepalen grotendeels nog steeds de geldstroom en dus ook de mogelijkheden. Vice versa betekent dit dat club Y, die wel profijt heeft van die geldstromen maar een laag vermogen heeft om te groeien, er dus niet het maximale uithaalt.
  2. Coach X met een enorm vermogen om te groeien wordt niet per se Hoofdklasse coach of bondscoach. Hij zal wel de beste coach zijn die hij kan zijn. Echter, een combinatie van gunfactor, netwerk, geluk en zoveel mogelijk uitzonderlijke prestaties bepalen grotendeels nog steeds op welk niveau je hoe lang actief zult zijn. Vice versa betekent dit ook dat coach Y op het hoogste niveau niet per se de beste coach is die hij kan zijn.
  3. Speler X met een enorm vermogen om te groeien haalt niet per se het Nederlands Elftal. Hij zal wel de beste speler zijn die hij kan zijn. Maar, blessures, geluk, subjectieve meningen en concurrentie bepalen nog steeds of je het net wel of net niet haalt. Speler Y met heel veel talent, maar een beperkt vermogen om te leren, kan daarentegen prima in het Nederlands Elftal spelen. Hij zal echter niet de speler zijn die hij had kunnen zijn.

Bron: KNHB/Koen Suyk

Test jezelf
Test jezelf, jouw team of club nu eens op basis van mijn filosofie op groei. Waar ligt de focus? Verdeel 10 punten over de vier verschillende groeigebieden. Vraag je vervolgens af:

  • Zijn de vier gebieden in balans?
  • Welk gebied zou wat minder of meer aandacht kunnen gebruiken?
  • Aan welke actiepunten wordt dat vervolgens gekoppeld?
  • Wat heeft in het verleden tot goed resultaat geleid?
  • Hoe duurzaam was dat resultaat?
  • Wat moeten we anders doen?

Soms is een staande ovatie meer waard dan een medaille of een promotie

Conclusie
Een niveautje hoger of een niveautje lager, ups & downs of winst en verlies. Mij maakt het niet uit zolang groei centraal staat en er uiting wordt gegeven aan een ware identiteit; noem het authenticiteit. Met dat als uitgangspunt: wees dan als club de beste club die je wezen kunt voor je leden, wees als coach de beste coach voor jezelf en jouw sporters en wees als sporter de beste sporter die je kunt zijn voor jezelf en jouw teamgenoten, het publiek en een nieuwe generatie jonge sporters. Winst en verlies zouden elkaar om de zoveel tijd op natuurlijke wijze moeten afwisselen. Net zoals de herfst de zomer vervangt en de lente de winter. Streven naar een niveau hoger kan een gevolg zijn maar zou niet een doel op zich moeten zijn dat alle middelen heiligt. Laten we niet louter het niveau en het resultaat verheerlijken of veroordelen. Laten we wat meer oog hebben voor de diversiteit aan inspirerende identiteiten en groei processen. Verhalen in de sport die ons raken en die medailles (kunnen) overstijgen. Soms is een staande ovatie meer waard dan een medaille of een promotie!

Winst en verlies zouden elkaar om de zoveel tijd op natuurlijke wijze moeten afwisselen

Bronnen

 

 

 

 

 

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina