Leren hockeyen

Goed trainen of veel trainen?

Wat staat bij jeugdtraining voorop: goed trainen of veel trainen? Die vraag legde Hockeyvisie voor aan KNHB-trainer Gerold Hoeben. ‘Als je het woordje te toevoegt, dan krijg je te veel en te goed. Te veel heeft een negatieve klank, maar te goed bestaat niet! Dus als ik een keuze moet maken tussen veel en goed, dan kies ik voor goed.’ Maar waaraan voldoet een goede jeugdhockeytraining? Aan de hand van een elftal stellingen deelt Hoeben zijn visie hierop.

1. Hockey is een kijksport

De bal onder controle krijgen en houden is in hockey de eerste uitdaging. Dit is al behoorlijk lastig. De focus van de beginnende hockeyer zal dan liggen op de bal. Het is echter essentieel dat er vanaf het begin aandacht is voor de bal én de omgeving. Dat houdt in dat de balvoering ruim vóór het lichaam moet zijn. Anders kun je niets zien. Een goede trainer zal elke training aandacht hebben voor dit aspect.
Als je kinderen eenhandig laat drijven – met de stick in de linkerhand – dan zie je vanzelf de goede balpositie ontstaan. Ook tik- en overloopspelletjes zijn ideaal om spelenderwijs balbeheersing en overzicht te trainen. Ik zie kinderen heel vaak de Indian dribble oefenen, waarbij ze de bal van links naar rechts halen. Maar ik zie veel te weinig dat de shuffle geoefend wordt, waarbij een speler de bal van voor naar achter haalt. Dit is een ideale techniek, waarbij je automatisch de goede balvoering krijgt. De shuffle is dan ook een goede voorbereiding op passeertechnieken, richtingsveranderingen en de duwpass uit de loop.

Een goede grip is essentieel.

 

Tikspelletjes zijn leuk én ideaal om overzicht te trainen. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

2. Basistechniek = GRIP

Begin je met golfen of tennissen? Dan leer je eerst hoe je de club of het racket moet vasthouden. Ook binnen de hockeysport is de grip van cruciaal belang. Een goede trainer zal hier altijd aandacht aan besteden bij het aanleren van een beweging. Hij is zich bewust van de verschillende grepen voor de verschillende technieken. Ook realiseert hij zich dat er stijlverschillen zijn; niet iedereen voert een techniek of beweging exact hetzelfde uit.
Daarnaast ziet hij het belang van de grip bij correctie van bewegingen. Dat wil zeggen dat de trainer eerst naar de grip kijkt, op het moment dat hij een foute beweging ziet. Een verkeerde grip heeft immers onmiddellijk gevolgen voor de hele beweging.

3. De Pingelaar moet kunnen pingelen

Tijdens coachavonden krijg ik regelmatig de volgende vraag voorgelegd: ‘Ik heb een jongetje in mijn team dat alleen maar pingelt. Wat kan ik daaraan doen?’ Dan zeg ik meestal dat ik hetzelfde probleem heb in mijn team, maar dan met een jongetje dat alleen maar afspeelt…
Hockey bestaat uit zowel soleren (pingelen) als combineren (en scoren en verdedigen). In een goede training komen daarom alle facetten van het hockey naar voren. De Pingelaar moet dus kunnen pingelen, maar daarnaast moet hij andere vaardigheden ontwikkelen die je nodig hebt in het hockeyspel.

 

In een goede training komen alle facetten van het hockey naar voren.

 

Spelenderwijs de greep oefenen. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

4. Hockey is een dynamische sport

Alles in beweging! Een belangrijk kenmerk van een goede training is dat alle technieken in beweging worden geoefend. Het kan weleens handig zijn om iets in stand aan te leren, maar doe het vervolgens zo snel mogelijk in beweging.

5. Hockey is communicatie

Samen hockeyen vergt een vorm van communicatie. Ben ik niet in balbezit? Dan moet ik mijn medespeler die de bal heeft laten weten waar en wanneer ik de bal wil hebben. Het is belangrijk om kinderen van jongs af aan duidelijk te maken dat de speler zonder bal het initiatief heeft en de bal vraagt. Hij zoekt oogcontact met de balbezitter. Vervolgens laat hij met zijn stick zien waar hij de bal wil hebben. Door de vrijloopactie laat hij ook zien wanneer hij de bal wil hebben.
Kinderen doen dit vaak verbaal. ‘Hier, hier, hier, hoor je dan van negen kanten, gevolgd door de naam van de balbezitter. Kinderen moeten leren dat ‘aan de bal’-communicatie door middel van de ogen gebeurt. Dit gaat bovendien veel sneller. Is de balbezitter het overzicht kwijt? Of sta je vrij aan de ‘blinde’ kant, oftewel de kant die de balbezitter niet kan zien? Dan mag je als medespeler natuurlijk wel wat zeggen om de balbezitter te helpen.

 

Een goede training inspireert en triggert om vaker te hockeyen.

Balbezitter leert het overzicht te houden. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

6. Hockey leer je op de club, maar…

Als je als jeugdspeler goede training krijgt dan leer je de basistechnieken en de basistactische principes op de club. Hoe vaker je oefent, traint en speelt, hoe beter je het spel onder de knie krijgt.
Een goede training inspireert en triggert je om vaker je stick uit de kast te halen. Bijvoorbeeld om zelf aan de slag te gaan met de truc van de week. Technisch kun je overal beter worden; op de club, op straat, op je kamer en in het park. Door veel partijtjes te spelen word je niet alleen technisch beter, maar ook tactisch; je bent beter in staat om keuzes te maken.

 

Probeer bewegingen op wedstrijdtempo uit te voeren.

 

Kinderen spelen ook thuis in de tuin. (foto: Gerold Hoeben)

 

7. Hockey is een snelle sport

Hockey is een snel spel waarbij je niet alleen hard moet lopen, maar ook snel moet beslissen en handelen. Daarom is het belangrijk dat een goede training ‘op tempo’ is. Dat betekent dat je, als je een beweging onder de knie hebt, die beweging op wedstrijdtempo probeert uit te voeren. En vervolgens ook onder druk van een tegenstander.

8. Hockey is geen jurysport

Bij hockey draait het om het maken en voorkomen van doelpunten. Tijdens een goede training zijn de oefeningen en spelvormen dan ook doelgericht, liefst met keeper. De cirkel is immers het gebied van de waarheid en daar kun je nooit genoeg oefenen!

 

Je kunt beter één uur goed trainen dan twee uur maar half.

 

9. Hockey is een intensieve sport

Je kunt beter één uur goed trainen dan twee uur maar half. Train je intensief? Dan betekent dit dat veel oefeningen en spelvormen lijken op wat er in de wedstrijd gebeurt. ‘Alles in beweging’ en ‘tempo in de training’ zijn belangrijke voorwaarden.

10. Hockey is een keuzesport

Tijdens een goede training zijn er voldoende momenten waarop je als jeugdspeler de gelegenheid krijgt om de technieken die je beheerst uit te proberen op tegenstanders. Door die ervaring met weerstand leer je keuzes maken. Oftewel: je leert tactisch handelen. Daarbij moet je ervaren wat werkt, maar ook wat niet werkt. Dus: fouten maken moet!

 

Zorg voor uitdaging door spannende oefeningen en spelvormen.

 

De trainer zorgt voor uitdaging en spanning. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

11. Goede training is veilig, uitdagend en speelbaar

Een goede training voldoet aan de volgende maatstaven: veiligheid in gekozen oefenstof, vlotte organisatie, effectief materiaalgebruik en duidelijke afspraken hoe je met elkaar omgaat. De trainer zorgt bovendien voor uitdaging door spannende oefeningen en spelvormen en door het aanbieden van nieuwe technieken.
Daarnaast moet de oefenstof speelbaar zijn. Hier kun je als trainer voor zorgen door de oefeningen en spelvormen aan te passen aan de belevingswereld van het kind en de fase van hockeyontwikkeling waarin het kind zit. De trainer van de doelgroep Jongste Jeugd is bij uitstek geschikt om oefenstof af te stemmen op de belevingswereld en het hockeyniveau van het kind.

 

Leer jeugdspelers elk seizoen een paar dingen écht goed aan.

 

Conclusie: veel én goed

Wordt er goede training gegeven? Dan leren kinderen beter hockeyen en is er meer succesbeleving. Dit zorgt er weer voor dat ze vaker de stick in de hand nemen, zodat het nog leuker wordt. Kortom, een goede training stimuleert kinderen om meer – en uiteindelijk veel – te gaan hockeyen.
Nog enkele zaken waarmee je rekening kunt houden.

De training is voor de trainer en de wedstrijd is voor de kinderen.
In de training ligt het accent op leren, waarbij je als trainer veel kunt sturen en ingrijpen. In de wedstrijd ligt het accent op ervaren, waarbij kinderen zelf keuzes moeten maken. Ook foute keuzes maken hoort daarbij; daar leren kinderen van.

Als je na jaren judotraining de zwarte band behaalt, dan ben je beginner-af.
In hockey is het ook zo: je hebt van 6-7 jaar tot 18 jaar de tijd om kinderen te leren hockeyen. Je kunt daarom beter elk seizoen een paar dingen écht goed aanleren dan veel dingen maar half. Het is natuurlijk wel handig als de club de inhoud per leeftijdscategorie goed op elkaar afstemt!

Voor de Jongste Jeugd betekent het dat goede training tot gevolg heeft dat de kinderen, als ze naar een D-elftal gaan:
• hun stick goed vasthouden bij de verschillende technieken;
• een plannetje hebben wat ze willen doen, wat betekent dat ze het gezien hebben;
• enorm veel plezier in het hockeyspel hebben.

Dat laatste is het belangrijkst. Het gaat er uiteindelijk om dat kinderen de passie voor hockey ontdekken en deze sport leren spelen, op een voor hen zo goed mogelijk niveau.

 

Concentratie en plezier spatten ervan af. (foto: KNHB/Koen Suyk)

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Deel deze pagina