Aanleren forehandslag bij de jeugd

Goed leren slaan is essentieel voor de F- en E-jeugd. Veel oudere kinderen kunnen niet meer slaan. De reden: ze hebben het nooit goed aangeleerd. Dit gebeurt niet in de jonge jeugd, omdat ze het in de competitie niet mogen toepassen. Dat is echter geen reden om het niet aan te leren. Goed leren slaan is juist essentieel voor de F- en E-jeugd. Als kinderen de slag in deze leeftijdsfase gedegen en methodisch verantwoord krijgen aangeleerd, gaan ze – hoe ouder ze worden – veel beter slaan. In dit artikel meer over de geledingenaanpak en een methodische trainingsopbouw.

De slag is een kenmerkende technische vaardigheid in het hockeyspel. Het getuigt van visie als deze vaardigheid bij de jeugd op een speelse, maar technisch verantwoorde wijze goed wordt aangeleerd. Dit levert op termijn in speltactisch opzicht veel voordelen op. Zeker als je het afzet tegen de tijd en energie die het kost om een onjuist aangeleerde  slagtechniek te veranderen of te verbeteren.

De tweedejaars E-jeugd mag wel slaan in wedstrijden; de jongere categorieën nog niet. De trainer moet deze kinderen uiteraard wel vertellen dat ze in wedstrijden (indien van toepassing) de slag nog niet mogen gebruiken.

Doe nooit oefeningen met een stilliggende bal.

Uitgangspunten

Bij het aanleren van een technisch goed uitgevoerde slag zijn de volgende uitgangspunten van belang.

Het vasthouden van de stick
De speler houdt de stick met een korte greep vast. Bij alle oefeningen en in het spel wordt er zo ook gespeeld.

Waarom?
• In de eerste plaats om onveilige situaties te voorkomen.
• De lange slag hebben ze op deze leeftijd (nog) niet nodig.
• De regel van de self-pass geeft de mogelijkheid om de bal zelf aan het rollen te krijgen.

De stick blijft altijd onder de knie
Dit is het geval bij zowel de achterzwaai als de voorzwaai als de doorzwaai. Bij alle oefeningen blijft de stick onder de knie, evenals bij spelvormen.

Waarom?
• Uit veiligheidsoverwegingen.
• Een lange slag is op deze leeftijd nog niet noodzakelijk, ook qua afstanden die overbrugd moeten worden.
• Ze leren lager bij de grond te hockeyen (lichaamszwaartepunt lager houden).

Altijd een rollende bal slaan!
Doe nooit oefeningen met een stilliggende bal, want dat is lastig voor spelers. Geef de bal altijd een klein voortikje, gevolgd door een achterzwaai. Vervolgens gaat de stick naar het rollende raakpunt. Je stapt daarbij in met het linkerbeen (net zoals bij tennis). Na het raakmoment stap je door met de rechtervoet.

Geledingenaanpak
Het analyseren van bewegingen (in tactische situaties) is erg belangrijk. Het is de basis voor het aanleren en verbeteren van het bewegen, maar ook voor het ontwerpen van oefeningen.
Hoe leer je nu te kijken naar bewegingen? Dat kan door een complexe totaalbeweging, zoals het slaan, in delen te hakken. Van hieruit kun je analyseren waar – in welke geleding – eventueel fouten zitten. Vervolgens kun je als trainer gericht aanwijzingen geven. In principe wordt een beweging als totaalbeweging aan de spelers aangeboden.

Voor de trainer is deze geledingenaanpak wel van belang. Hierdoor kan hij op het juiste onderdeel analyseren waarom het minder of nog niet vloeiend lukt. Op dat onderdeel kan hij dan ingrijpen met aanwijzingen en opmerkingen. Dat is de essentie van trainen. Daar heeft de trainer analytisch vermogen voor nodig. Voorwaarde is dan dat de trainer moet weten waar hij naar moet kijken!

De geledingenaanpak (zie download onderaan dit artikel) is een eerste hulpmiddel voor trainers om dat vermogen verder te ontwikkelen. Het gegeven voorbeeld is gericht op het aanleren en verbeteren van het slaan bij de jonge jeugd.

Oefen jezelf als trainer in het analytisch leren kijken. Zo leer je zien waar het in een totaalbeweging aan kan schorten. Pas dan kun je gericht aanwijzingen en verbeteringen aanbrengen. De jeugd zal je er dankbaar voor zijn!

Voor de trainer is de geledingenaanpak van belang om het juiste onderdeel te analyseren.

Voorbeeld van een slag met normale grip

Instructiefoto 1:
Normale greep en lage achterzwaai
De trainer vertelt de jeugdspelers bij herhaling dat in de achterzwaai de stick onder de knie moet blijven.  mogelijk hulpmiddel: span een touw waaronder de stick moet blijven tijdens de slag. De stick gaat soms vanzelf wel wat hoger dan de heup, maar het voorkomt in ieder geval een soort golfbeweging die gevaarlijk is en niet mag (sticks!).

Let vanaf het begin op een goede greep (foto: Frank Reelick)

Instructiefoto 2:
Stick gaat ontspannen naar het raakpunt
De bal ligt voor de linkervoet. Je ziet de gewichtsoverdracht. Het beste is als het een rollende bal is, waarbij de linkervoet moet instappen (net als bij tennis).

Technisch goed slaan gaat altijd voor hard slaan.

Stick gaat ontspannen naar het raakpunt (foto: Frank Reelick)


Instructiefoto 3:

Stick is bij het raakpunt
Het raakpunt ligt voor het lichaam en net voor de linkervoet. Op het raakmoment zijn de linkerschouder, linkerelleboog, linkerpols, linkerknie en de krul van de stick nagenoeg in één lijn.

Stick is bij het raakpunt; stick raakt de bal ‘in het hart'(foto: Frank Reelick)

 

Instructiefoto 4:
Doorzwaai
De stick eindigt in de doorzwaai onder de knie en wijst naar de heup van de partner met wie je oefent. Let bij de vier foto’s ook op de rechtervoet. Hieraan kun je zien dat er sprake is van gewichtsoverdracht. De speler zou eventueel met rechts door kunnen stappen.

Doorzwaai (foto: Frank Reelick)

 

De slag is een middel, geen doel voor de speler.

Methodische trainingsopbouw

De spelers leren om de stick vanaf het begin met een juiste greep vast te pakken. Dit kan zijn een verkorte greep 10-15 cm onder de top (handen tegen elkaar met een dubbele Vgreep) of een normale greep (de linkerhand zit aan het boveneinde van de stick/steel).

Het is een goede ‘voorbereidende’ oefening voor kinderen om de slagbeweging te maken zonder dat de bal in de buurt is. Hieronder enkele methodisch opgebouwde oefenvormen om de slag aan te leren:

• Met verkorte grip: een rollende bal slaan.
• Met verkorte grip: naar de rollende bal toestappen en deze slaan.
• Zelf bal rollend wegspelen (bijvoorbeeld pushen of korte schuifslag), dan ernaar toestappen en slaan.
• Afstand vergroten waarover de bal geslagen wordt.
• Richting aangeven: een doel aangeven van 5 meter breed in 3 zones: links/midden/rechts.
• Doel versmallen naar 3 meter naar 1 meter.
• Combinatie van afstand en van doelbreedte variëren.

• Vanuit de loop met dribbel:
– op eigen initiatief slaan (van ongericht naar gericht);
– op akoestisch teken van trainer de bal slaan (ongeacht welke voet voor);
– later ook op visueel teken van de trainer (vanuit balcontrole de slagtechniek uitvoeren).

• Vanuit dribbel met richtingverandering slaan.
• Met de rechtervoet voor (van bewust naar onbewust).
• Wisselen van verkorte greep naar normale greep.
• Vanuit stand naar bewegende medespeler die in rechte lijn aankomt naar balspeler.
• Vanuit stand naar bewegende speler die naar links (op forehand) of naar rechts (op backhand) in de loop de bal aanneemt (afstand meer dan 30 meter).
• Weerstand van tegenstander inbouwen; naarmate de geoefendheid toeneemt, neemt de weerstand ook toe.

Methodische opbouw van het leerproces kan ook als volgt lopen:
• Individueel oefenen van de slag (tegen muurtje / balk).
• Oefenen van de slag met tweetallen (van statisch naar dynamisch; zie oefening hieronder).


• Oefenen van de slag met meertallen (variëren van afstand, richting, snelheid).
• Oefenen van de slag onder druk van een tegenstander:
– met druk van voren: schijn inpassen (zie oefening hieronder);


– met druk van achteren: snelle(re) uitvoering onder druk van bijvoorbeeld een tackle back-speler.
Vanuit deze oefenvormen kan de trainer ook wedstrijdvormen aanreiken. Vervolgens kan speciale aandacht gericht worden op de toepassing van de slagtechniek in spelvormen of wedstrijdsituatieve trainingsvormen.


Mentale aspecten
• Focus ligt op de technisch correcte uitvoering. Het resultaat van de slag is het gevolg van die uitvoering.
• De slag is een middel en moet geen doel worden voor de speler.
• Kijken naar de plaats waar de bal rolt/geraakt wordt.
• Pas na het raakmoment en de doorzwaai de ogen richten op de lijn van de bal – oftewel checken wat het resultaat is van de technische uitvoering.

Tactische aspecten
• Weten wanneer de lange slag toegepast kan worden.
• Overbruggen in de breedte van afstanden (>30 meter) en van diepte (>30 meter of overslaan van een linie).
• Gecamoufleerde slag:
– bal naar rechts: linkerarmactie verder van het lichaam af, rechterpols naar rechts/naar buiten draaiend;
– bal naar links (om de linkervoet heen): linkerarm dicht tegen het bovenlichaam aan, rechterpols naar links/naar binnen draaiend.

Fysieke aspecten
• Krachtinzet op het raakmoment (knijpen in de stick).
• Door de bal slaan (energie volledig overbrengen op het hart van de bal).
• Op latere leeftijd worden de polsen sterker door het vele herhalen; krachtige onderarmspieren worden ontwikkeld door de voortdurende stickhandling.
• Uitademen op raakmoment van de stick tegen de bal.

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Downloads

Deel deze pagina