Een moderne kijk op zaalhockey

Zoveel meer en mooier dan hockey met balken

Met nog 1:30 minuut op de klok staan we 4-2 voor tegen Duitsland. Het is de halve finale van het Wereldkampioenschap zaalhockey voor heren in Leipzig in 2015, en we ruiken aan de finale. Gewoon uitspelen die ruime minuut, zou je denken tijdens de wedstrijd op het veld. Helaas gaat het niet zo eenvoudig. Met nog vijf seconden op de klok heeft Duitsland in de persoon van Moritz Fürste zelfs de kans om de 5-4 binnen te schieten, maar Laurens Goedegebuure (die na afloop ‘keeper van het toernooi’ werd) redt. En later winnen we dankzij shoot-outs van Duitsland en staan we in de finale. Zo’n wedstrijd met een knotsgek verloop is normaal in de zaal. In de ambiance van een WK waar wij het thuisland verslaan, speel je zo’n wedstrijd echter misschien maar één keer in je leven. De halve finale tegen Duitsland is een mooi voorbeeld van hoe je in de zaal een wedstrijd in een zeer kort tijdsbestek kan omkeren. Aan deze halve finale gingen jaren van keihard trainen en leren vooraf. Waarbij we in 2007 zijn begonnen met een kleine groep enthousiastelingen in de zaal met een coach uit Duitsland die alles over zaalhockey wist: Robin Rösch.

Vooraf: spelregelontwikkeling

Zaalhockey wordt door buitenstaanders (bij internationale wedstrijden) vooral gezien als een (te) verdedigende sport. In de seizoenen 2013/2014 en 2014/2015 werd er zelfs geprobeerd hier iets aan te doen. Er werd een veldspeler geschrapt en ‘hockey-5’ deed zijn intrede. Met minder veldspelers zou er een meer open wedstrijd ontstaan en was er meer ruimte om aan te vallen. In de praktijk bleek echter dat teams het veld nog kleiner maakten in niet-balbezit en de counter werd nog belangrijker dan hij al was. In de echte zaallanden Duitsland en Oostenrijk werd er na een jaar ‘proberen’ alweer teruggeschakeld naar 6 tegen 6. Het gouden WK voor Nederland werd echter volgens de hockey-5 regels gespeeld.

 

Robin Rösch: succesvol bondscoach van het Nederlands zaalteam heren. (foto: KNHB/Koen Suyk)

Spelconcept & voorwaarden

Hoe kwamen we in die jaren tot ons spelconcept, en wat waren de voorwaarden voor dit concept? Allereerst heb je in de zaal technische perfectie nodig. Je moet aan de bal in een kleine ruimte in staat zijn keuzes te maken die je kunt dromen. Die keuzes hangen ervan af of de tegenstander druk speelt of niet, en waar jij je op dat moment op het veld bevindt. En wat is dan precies druk zetten in de zaal en in hoeverre wordt dit technisch en tactisch anders benaderd dan op het veld?

Buitenstaanders hoor je vaak over zaalhockey zeggen dat het ‘stom en hard heen-en-weer passen achterin’ is, een ‘suf schaakspel’ waar strafcorner en keeper nog belangrijker zijn dan op het veld. Zij zien echter niet dat in een goed team de technische perfectie van het ‘breed’ spelen, waarbij continu van hoogte en breedte wordt veranderd, essentieel is om de ruimte te creëren om tot een aanval te komen. Bij zaalhockey is goed laag verdedigen uiteraard van levensbelang. Aangezien de bal niet van de grond komt, zie je in de zaal dat er anders verdedigd wordt. Een handschoen aan de linkerhand om het laag verdedigen met je stick op de grond het best te vervullen is bij elk zichzelf serieus nemende zaalhockeyer aanwezig.

Terugkomend op het ‘aanvallend schaakspel’ is het zo dat er statistisch gezien nauwelijks uit een opbouw wordt gescoord. De counter en de zogenaamde ‘tegen-counter’ zorgen veel vaker voor rendement. Ook hier zijn keuzes, voortkomend uit technische perfectie en inzicht, van levensbelang.

Allereerst heb je in de zaal technische perfectie nodig.

 

Wat valt in balbezit onder technische perfectie?

Bij het komen tot technische perfectie moet je in acht nemen dat spelers dit zowel zonder druk, als ook met druk moeten kunnen toepassen:
– Basistechnieken, zoals:
– Diverse pass-technieken.
– Diverse technieken van aannemen (vaak gekoppeld aan versnellen na de aanname).
– Scoringstechnieken.

Het kunnen toepassen van de bovenstaande technische aspecten onder ‘druk’ is een voorwaarde voor een spelconcept.
Daarnaast is het van belang hoe om te gaan met de keeper en op welke wijze de balken kunnen/moeten worden gebruikt.

 

Robbert Tigges paart scorend vermogen aan technische perfectie. (foto: KNHB/Koen Suyk) 

 

Herkennen van spelsituaties: inzicht, wanneer en waar?

In de zaal geldt eigenlijk nog meer dan op het veld dat spelers het spel bepalen. Vanuit structuur volgt creativiteit. De kaders worden geschetst door het keihard trainen en bijschaven van techniek. De creativiteit zit in de spelers. Ze moeten bijvoorbeeld leren herkennen:
1 Wanneer er wel of geen druk is.
2 Op welk moment in de wedstrijd je zit (sta je achter, vóór of gelijk?).
3 Of het een opbouw, counter of zelfs tegen-counter betreft (waar sta je op eigen helft, of op de helft van de tegenstander?).

Inzicht heb je niet van de ene op de andere dag. Om dat te ontwikkelen zijn de volgende stappen belangrijk:
– Trainen op technische perfectie.
– Spelsituaties oefenen.
– Video kijken van eigen spel.
– Video kijken van benchmark teams.

Vanuit structuur volgt creativiteit.

Voorbereiden, Manipuleren, Afmaken

Wanneer de technieken voldoende beheerst worden en de tactische aspecten en dode spelmomenten goed tot uitvoering gebracht worden door je team, ga je kijken hoe je dit het beste in een spelconcept vertaalt.
In het Nederlands zaalteam spelen we bijvoorbeeld met een carrousel met de voorste drie spelers. Dit zijn op papier de mid-mid, de links- en de rechtsvoor. De twee achterste spelers moeten zorgen dat ze de bal technisch perfect op en neer schuiven en daarbij steeds veranderen van hoogte en breedte. Wij kiezen er vaak voor om in een zogenaamde L-formatie op te bouwen. Dat wil zeggen dat de mid-mid aan de linkerbalk verschijnt, met zijn voeten open, voorwaarts gericht. De rechts- en linksvoor staan ook op de linker speelhelft zodat je met de rechtsachter een soort L-vorm hebt (zie tekening 1: opbouw in L-formatie in de download onderaan dit artikel).

Voorbereidingsfase
Om een aanval te spelen, en te kunnen versnellen, dien je eerst goed voor te bereiden. Dit gebeurt door het op en neer schuiven door de achterste twee. De mid-mid wordt hier ook vaak gebruikt, en wisselt van positie met de voorhoede spelers. Doordat de bal op hoog tempo op en neer en het middenveld in gaat, moet de tegenstander mee schuiven. Hierdoor bereid je als het ware een aanval voor over de rechterkant. Vervolgens probeer je ook over rechts te versnellen, waarbij de linksachter altijd zorgt voor de guard positie, en de mid-mid van dat moment (kan ook een links- of rechtsvoor zijn) naar de as komt om daar een combinatie met de rechtsachter te spelen. Als de aanval alsnog goed verdedigd of slordig uitgespeeld wordt kun je de bal altijd verplaatsen via de mid-mid of de linksachter. Je bent dan terug in de voorbereidingsfase.

Manipulatiefase

Loopt de aanval door, dan kom je in de manipulatiefase. Deze twee fases (voorbereiding en manipulatie) lopen door elkaar heen, zeker wanneer de wedstrijd vordert en de tegenstander moe wordt en uit elkaar wordt gedreven door de passingsnelheid van de bal. De manipulatiefase is de fase waarin je de verdediging dwingt fouten te maken doordat ze een overtreding begaat of instapt. Daardoor kun je een verplaatsing op hun helft spelen en zo mogelijk de cirkel bereiken. In de manipulatiefase heb je vaak een overtal. De verdediging van de tegenstander wordt daardoor tot het uiterste gedreven en zodra je dan de cirkel bereikt kom je in de volgende fase: de afrondfase.

Afrondfase

De afrondfase is van groot belang, en ook hier dient ‘dwingend’ op getraind te worden. In oefeningen voor de afrondfase is het eerst zaak dat je in staat bent technisch perfect af te ronden, waarna de druk steeds verder wordt opgevoerd. In topwedstrijden in de competitie of internationaal krijg je vrijwel geen kansen waarbij je niet onder druk staat. Wanneer je op hoge snelheid en onder hoge druk nog steeds in staat bent de juiste keuze te maken en de afrondfase optimaal benut, dan behoor je tot de top.
In de afrondfase leerden wij altijd: aanvallen over rechts, scoren op links. Het is makkelijker een pass die vanaf rechts naar links komt ineens op doel te krijgen dan een bal van links naar rechts. Daar heb je vaak twee handelingen voor nodig.

In topwedstrijden in de competitie of internationaal krijg je vrijwel geen kansen waarbij je niet onder druk staat.

Björn Kellerman scoort voor Nederland. (foto: KNHB/Koen Suyk)

 

 

Scorings-assistent (in de afrondfase)

Het doel in de zaal is een stuk kleiner en de keeper is een stuk actiever. Het is daarom goed om met jouw team in de cirkel bepaalde plekken af te spreken waarin je zorgt dat je speelt om een corner te halen of de bal voor te geven op een teamgenoot, de scorings-assistent.
Zo heb je bijvoorbeeld vaste afspraken voor wat betreft ballen die in de aanvallende linkerhoek uitkomen en gelijk voor de goal worden gegeven. De ruimte tussen de keeper en rechtsachter dient hier bespeeld te worden. In de rechterhoek probeer je vaak om de linkerhand van de verdediger heen een corner te halen.

Omschakelen / Counter – ‘Tegen-Counter’

In de zaal is het meestal niet de opbouw die leidt tot het meeste rendement, maar juist de counter of zelfs tegen-counter.
Dit belangrijke en beslissende onderdeel is goed trainbaar middels de oefening ‘Tsjechische rollen’ (zie tekening 2: oefening Tsjechische rollen in de download onderaan dit artikel).

De counter en de zogenaamde ‘tegen-counter’ zorgen veel vaker voor rendement.

Powerplay

In de zaal speel je over het algemeen twee keer twintig minuten. De helften zijn korter en intensiever dan op het veld. Wanneer er kaarten vallen, dan zijn de tijdstraffen ook korter. Eén minuut voor een groene kaart, minimaal 2 minuten voor een gele kaart. Het spel gaat echter veel sneller. De teams zijn kleiner evenals het speelveld.
Er wordt vaker dan op het veld, waar het ook steeds gangbaarder wordt om iets af te dwingen, gekozen om een extra veldspeler in te brengen voor de keeper. De ‘zes tegen vijf met keeper’-powerplayvariant is echter alleen succesvol wanneer dit vaak geoefend is.

 

De ‘zes tegen vijf met keeper’-powerplayvariant is echter alleen succesvol wanneer dit vaak geoefend is.

Verdedigen individueel

Verdedigen is misschien wel het belangrijkste tactische element in zaalhockey. Aangezien je middels een opbouw bijna niet tot scoren komt wanneer er een goede verdedigende tactiek gehanteerd wordt door de tegenstander, is het zaak dat je verdedigen in jouw spelconcept meeneemt. Bij verdedigen in de zaal ben je afhankelijk van de kwaliteiten van jouw spelers. De spelers dienen goed laag te kunnen zitten. Dat wil zeggen dat ze met hun linkerhand, inclusief handschoen, op de grond de ruimte om hen heen moeten kunnen verdedigen. Als je dit met vijf veldspelers en een actieve keeper (zie hoofdstuk keeper) of zelfs met zes veldspelers (zie hoofdstuk ‘powerplay’) goed doet, is er voor de partij in balbezit haast geen doorkomen aan. Fitheid is hierbij essentieel. Het team dat de ruimtes zo klein maakt moet hiervoor veel meters maken. De bal mag in de zaal niet over de stick gelift worden. Dit maakt het verdedigend duidelijk dat jouw teamgenoot weet, als je met de forehand laag verdedigt, dat de bal niet door jou heen zal gaan. Hoe meer je richting de man met de bal durft te stappen, hoe kleiner de hoek is die hij kan benutten om een pass te spelen. Als je goede teamafspraken hebt over waar je de bal wilt afpakken, kun je als team de ideale druk spelen. De backhand kun je verdedigend het best zo min mogelijk gebruiken. Als je de backhand gebruikt, liggen je voeten vaak open wat ervoor zorgt dat je kwetsbaar bent. Voorbeeld van een teamafspraak: het is makkelijker als team af te spreken om zoveel mogelijk je forehand te gebruiken om de hoeken die verdedigd worden voor iedereen duidelijk te houden (zie tekening 3: voorbeeld van een teamafspraak in de download onderaan dit artikel).

Als je goede teamafspraken hebt over waar je de bal wilt afpakken, kun je als team de ideale druk spelen.

Verdedigen team

Met Oranje Zwart (het huidige Oranje Rood) speelden we in het verleden zeer succesvol met volle druk, zeker in de Nederlandse competitie. De radertjes in de motor waren door veel trainingsuren goed op elkaar aangesloten en iedereen wist van elkaar wat hij deed. We waren erg fit en waren in staat veel door te wisselen zonder in te boeten in kwaliteit van druk. Daardoor was het voor de verdedigers mogelijk op interceptie te spelen aan beide balken. We trainden in die tijd ook veel op voortzetting vanuit een interceptie aan de linker- of de rechterbalk.

Bij Amsterdam, en eigenlijk ook het Nederlands team, spelen we met name half court press. Hierin hebben we wel momenten dat we afspreken druk te gaan zetten, bijvoorbeeld bij een verkeerde pass van de tegenstander, geen diepte (niemand in de cirkel) of geen as-bezetting. Dit zijn ideale momenten om de tegenstander onder druk te zetten. Wanneer we op eigen helft beginnen met druk zetten, dan hebben we een grotere ruimte vóór ons om de counter te spelen.

Beide systemen, hoge druk of half court press, hebben alleen zin als iedereen weet wat hij moet doen. Je moet als team verdedigen. Technische perfectie is ook hier essentieel. Wanneer iemand niet in staat is laag te zitten, kun je er niet op rekenen dat ballen óm of dóór die persoon heen worden tegen gehouden, waardoor press zetten geen zin heeft.

 

Beide systemen, hoge druk of half court press, hebben alleen zin als iedereen weet wat hij moet doen.

Technisch verdedigen

In de zaal zijn er natuurlijk andere regels dan op het veld. Dit heeft invloed op het (technische) spel. De bal mag niet van de grond, en ook niet dóór een liggende stick worden gespeeld. Het is dus (nog) belangrijker in de zaal laag te verdedigen. Dit vereist dat je met je linkerhand op de grond verdedigt. Daarom heeft iedereen die zichzelf serieus neemt bij het zaalhockey een handschoen aan zijn linkerhand. Van kinds af aan leerde ik bij zaalhockey dat je met name je forehand dient te gebruiken in verdedigende duels (‘backhand verboden’ werd er zelfs geopperd). De bal mag niet omhoog, dus als jouw teamgenoot achter je weet dat jij enkel jouw forehand gebruikt, dan weet hij ook welke lijn al dichtgezet is. Dit maakt het technisch verdedigen ook gelijk een tactisch verhaal. Spelers die in staat zijn om met hun linkerhand op de grond te rennen zijn daarbij uiterst bruikbaar en effectief in de zaal: ballen moeten óm hen heen worden gespeeld.

Clean forehand verdedigen. (foto: KNHB/Koen Suyk)

Tactisch verdedigen

De bal mag niet gelift worden, dus kun je afspraken maken waar je de bal wilt afpakken. De voorhoede zet speellijnen dicht en de achterhoede probeert interceptie te spelen. Verdedigend samenwerken is essentieel als je de bal wilt veroveren. Wij leerden van Rösch te storen als een roedel wolven. Dit hield in dat we samenwerkten als een roedel, maar ook net zo verrassend dienden te verschijnen als een roedel. Deze metafoor werkte goed voor ons.
Tactisch is het goed om bepaalde afspraken te maken hoe je wilt storen en waar je de interceptie wilt hebben. Je dient als roedel samen te werken en de interceptie moet verrassend zijn. Dan is het belangrijk om goed te trainen hoe je op tempo laag voor je tegenstander kunt komen.

 

Strafcorner aanvallend en verdedigend

De strafcorner bij zaalhockey is misschien nog wel van doorslaggevender belang dan bij veldhockey. Topwedstrijden worden beslist door een goede aanvallende corner, maar ook door een goede cornerverdediging. Zo werden wij wereldkampioen in de zaal na een finale tegen Oostenrijk, waar zij in de hele wedstrijd maar liefst 7 corners te nemen kregen. Wij kregen er 4 en scoorden er 2. Zij kregen er 7 en scoorden er 1. Het spelconcept bij de strafcorner wordt door spelers en technische perfectie bepaald. De spelers die je gebruikt moeten eigenlijk allemaal in staat zijn een rol te spelen bij zowel de aanvallende als de verdedigende strafcorner.

Strafcorner algemeen
De strafcorner in de zaal is een belangrijk wapen. Hij kan van beide kanten succesvol genomen worden. Dit is op het veld minder snel het geval dan in de zaal. Ook verdedigend is het een verschil of de bal links of rechts wordt aangegeven.
Verdedigend is het een groot verschil met veldhockey dat, op één speler na, iedereen plaats dient te nemen aan de kant van de goal waar de strafcorner niet wordt aangegeven. Of dat er één speler achter de middellijn staat (dan verdedig je de corner met 4 spelers en de keeper).

De corner die, vanuit het doel gezien, links genomen wordt behoeft geen backhandstop van een stopper.
De corner wordt, vanaf kop cirkel gezien, idealiter gestopt door een speler met een backhandstop. Deze corner ligt recht voor het doel en dat is ideaal voor de afmaker.
De rol van de keeper (zie verderop onder Keeper) is bij de verdedigende corner heel groot. Gezien de afmetingen van de cirkel lopen keepers vaak uit bij de strafcorner om hun doel te verkleinen. Als de keeper uitloopt, bij beide zijden dus een mogelijkheid, wordt de bal vaak naar links afgeschoven (gezien vanuit de aanvallers). Een bal die naar links rolt is makkelijk ‘one-touch’ te scoren.

De keeper vervult een cruciale rol bij de verdedigende strafcorner. (foto: KNHB/Koen Suyk) 

 

Aanvallende strafcorner

In mijn succesvolle teams in de zaal hadden wij altijd een goede corner. Een goede corner bestaat uit mogelijkheden om vanaf beide kanten aan te geven, direct te scoren en via de afschuif te scoren. De corner nam zeker een derde van de trainingstijd in beslag gedurende een campagne richting een kampioenschap.
In het gouden WK-team, en ook bij Amsterdam, beschikten we in Robert Tigges over een cornergigant. Als topscorer, met 15 doelpunten, van het WK zaalhockey 2011 in Poznan (Polen), bewees hij van grote waarde te zijn. In 2015 werd hij geen topscorer, maar toen hadden we een meer complete corner met een fantastische afschuif en een beter op elkaar ingespeeld cornerteam, bestaande uit meerdere spelers. Dit had te maken met de jarenlange extra training op de corner en met de hoeveelheid aangevers, stoppers, slepers en afschuifslepers die het team telde. In de zaal moet iedereen verplicht een specialisme hebben bij de corner. Zodoende gaat een derde van de trainingstijd in een campagne richting een kampioenschap niet verloren door mindere specialisten, en je houdt bovendien je selectie breed.

Verdedigende strafcorner

Vroeger werd er in zaalhockeyend Nederland vaak ‘Ik doe rol vijf’ geroepen. ‘Rol vijf’ was de speler die bij de verdedigende corner eigenlijk niks anders deed dan gokken op de counter. Die hoefde niet mee te verdedigen. Van Rösch leerden wij bij aanvang van onze EK-WK-cyclus dat alle vijf de veldspelers een rol hadden bij de verdedigende corner. We leerden dat een effectieve verdedigende corner titels kon opleveren. Dat het in de praktijk zelfs gebeurde tijdens de WK-finale was geen verrassing. In de zeven jaar dat we met Rösch veel titeltoernooien speelden hebben we meerdere keren ervaren dat een goede cornerverdediging essentieel was.

Een goede cornerverdediging is essentieel.

 

Effectief verdedigen van de strafcorner levert titels op. (foto: KNHB/Frank Uijlenbroek)

 

Keeper

Keepers in de zaal bepalen voor een groot deel hoe je kunt verdedigen. Er zijn 2 uitersten van keepers: de keeper die het liefst door de hele cirkel gaat en de lijnkeeper. Daar is jouw uiteindelijke spelconcept ook afhankelijk van. Als je hoge druk wilt spelen, moet je ergens ruimte prijs geven. Als jouw keeper in staat is de hele cirkel te bespelen kun je ver van de goal af druk zetten. De keeper komt dan soms zelfs in de mandekking te staan. Zelf heb ik met verschillende keepers in het team gespeeld. Zo was Josef Kramer van Oranje Zwart en het Nederlands zaalteam in staat de hele cirkel te bespelen. We konden met Oranje Zwart toentertijd heel hoog druk zetten. In de Nederlandse competitie waren we in staat iedereen weg te pressen. Internationaal bleek het in de Europa Cup A-Poule en de A-Poule met het Nederlands zaalteam, echter moeilijker.
Met Amsterdam en het gouden WK-team van Leipzig hebben we in Laurens Goedegebuure de perfecte lijnkeeper. We weten met hem achter ons dat schoten van de zijkant in de cirkel voor hem zijn. Dus richten we ons verdedigend zo in dat we de tegenstander het liefst naar onze rechterkant begeleiden waar zij met hun backhand uitkomen. Of, als ze dan een forehand push hebben, dat wij op onze forehand druk kunnen zetten. Met de komst van de lange corner vanaf de middellijn in het zaalhockey van komend seizoen zal moeten blijken of dit nog steeds de ideale aanpak is.

 

Er zijn 2 uitersten van keepers: de keeper die het liefst door de hele cirkel gaat en de lijnkeeper.

 

Balken

Er liggen balken in de zaal als zijlijn. Vaak noemen we de balk bij workshops, clinics en trainingen, de ‘teamgenoot die je op het veld mist’. In de praktijk echter leerden we van Rösch om de balken zo min mogelijk te gebruiken. De balken zijn namelijk overal verschillend. Je hebt houten, kunststof en zelfs metalen balken. De hoek van inval is de hoek van uitval, maar die is per materiaal verschillend. Zodoende moet je per week in de competitie of per internationaal toernooi maar afwachten hoe de balken zijn. Daarom leerden wij op trainingen om juist ‘van de balk af’ te hockeyen.

 

Wij leerden op trainingen om juist ‘van de balk af’ te hockeyen.

Fysiek

Naast technische perfectie is de fysieke component van het zaalhockey ook erg groot. Ik weet nog goed dat ik in 2006 van het Nederlands Elftal van het veld in de zaal belandde en merkte dat Rösch fysiek eigenlijk meer van ons, en dus ook van mij, vroeg. Ter verbetering van onze fysieke conditie deden we het volgende in de 3 weken voorafgaand aan toernooien:
– Sprint competities.
– Core stability.
– Krachttraining.
– 10 Shuttles per training; totaal 30 per week.

Het kon niet anders dan dat ik altijd fitter dan ooit uit de zaalperiode kwam. Het werd een normale gang van zaken voor mij. Ik ervaar de zaal ook altijd als een opmars richting de tweede helft van het seizoen. Je merkt daarnaast een groot verschil met teamgenoten van het veld die in de winter niet zaalhockeyen én geen verplichtingen hebben met het Nederlands Elftal, of eventueel de Hockey India League.

 

Het kon niet anders dan dat ik altijd fitter dan ooit uit de zaalperiode kwam.

 

Wanneer pas je het spelconcept aan bij de voorbereiding op een wedstrijd of toernooi?

Door het trainen op het bereiken van technische perfectie creëer je tijdwinst aan de bal. Dit zorgt voor meer ruimte op het veld waardoor je aan de bal kan bepalen welk systeem je speelt. De reactie van de tegenstander zorgt er weer voor dat je meerdere systemen moet beheersen.
Inzicht zorgt voor mogelijkheden tijdens wedstrijden en/of toernooien.

Eerst oefen je ‘droog’ op techniek en vervolgens oefen je een passvorm zonder tegenstand waarmee je een bepaald systeem probeert in te slijpen. Hierna zet je verdedigers in de passvorm om te kijken hoe er gereageerd wordt.

De reactie van de verdedigers kom je ook tegen in wedstrijden. Dit zorgt ervoor dat je tijdens trainingen al kunt zien welke speler het best tot zijn recht komt in welk gekozen systeem. Het afwisselen van systemen en technische handelingen zorgt voor verwarring bij tegenstanders.
Al met al kun je wel zeggen dat het veel trainingsuren kost om een goed spelconcept te ontwikkelen.

Tot slot

Tijdens ons WK in 2015 speelden we tegen Zuid-Afrika in de poule. De teammanager van Zuid-Afrika, Simon Martin, bleek een fanatiek zaalhockeyer te zijn. In Zuid-Afrika is de jeugdcompetitie niet zo goed georganiseerd als vanuit de KNHB. Ze hebben daar geen officiële competitie. Er wordt wel regionaal gespeeld. Simon Martin heeft een bedrijf opgericht dat Pro Series Indoor heet. Dit bedrijf organiseert twee keer per jaar voor elke leeftijdscategorie een toernooi.
Dankzij onze wereldtitel werd Martin fan van ons en onze benadering van het spel. In december 2015 nodigde hij ons uit om in Durban (Zuid-Afrika) te komen spelen met een ‘All Star team’. Met dit team spelen we nu twee keer per jaar in Zuid-Afrika, de ene keer in Durban, de andere keer in Kaapstad. We worden daar als helden ontvangen en spelen testseries tegen het Zuid-Afrikaanse zaalteam. Van het Nederlands Wereldkampioenen team doen Robert Tigges, Laurens Goedegebuure, Sjoerd de Wert, Nicki Leijs en ikzelf mee. Daarnaast hebben we de Duitse sterren Benjamin en Timo Wess, Moritz Fürste en de Spaanse zaalhockeylegende Andreu Enrich. Samenspelen met de groten van het spelletje zorgt voor extra inzicht. We leren van en hebben veel respect voor elkaar. En dat we dezelfde ‘zaalhockeytaal’ spreken blijkt telkens opnieuw tijdens wedstrijden.

Het is erg inspirerend om te zien dat de belangstelling voor zaalhockey in Nederland groeiende is. Dit blijkt onder andere uit het feit dat meer en meer clubs tijdens de wintermaanden een zaalhockeyhal op hun accommodatie plaatsen.
Een prima ontwikkeling, want niet alleen blijft zaalhockey een spectaculair spel om te zien, het is vooral ook erg leuk en leerzaam om het te spelen!

  • Hockeyvisie
Bekijk alle hockey visies

Downloads

Deel deze pagina